Het koetshuis van het Sint-Janshospitaal in de Zonnekemeers.
 

Het merkwaardig pand op de voorgrond op de foto hierboven staat aan het begin van de Zonnekemeers en naast de Reie. Het wordt nu het koetshuis genoemd. De brug die u ziet is de Walbrug. Links ervan bevindt zich het Walplein. De Reie die hier ook soms de Bakkersrei wordt genoemd, passeert iets hogerop het Begijnhof (achter de witte gevels van de voormalige toonzalen van de meubelen Claeys,).

Op het huidig percelenkaartje hieronder toont de ellips de ligging van het koetshuis

Het koetshuis ligt op een toeristisch kruispunt van voetgangers die het Kunstencentrum "Oud Sint-Jan" bezoeken, het Memlinc museum of gewoon naar het centrum van Brugge wandelen.

Het is ook voor de bootjestoeristen beeldbepalend en een aangename ervaring vóór ze onder de walbrug duiken

Het Koetshuis wordt nu gebruikt als een kunstgalerij.

Het heeft een bewogen geschiedenis achter de rug. In deze webpagina willen we die geschiedenis ervan voor u ontrafelen.

Vóór 1580 zijn er wel enkele iconografische aanwijzingen van een huis op de plaats van het latere koetsgebouw. Zie hieronder een detail van de kaart van Marcus Gerards van 1562 met een omcirkeling van het betrokken huis.

 

Hiernaast is het hoekhuis nog eens verder in detail te zien. Merk wel op dat de doodlopende reiearm die in een krul naar het domein van Sint-Jan vloeit in werkelijkheid verder van de straat afligt en anders georienteerd is en wel noordwaarts in de bocht van de Reie (zie verder op deze webpagina). In 1580 behoort dit huis volgens het sestendeel kadaster toe aan Jacques Van de Gheenste en is op de een of ander wijze verbonden met huis aan de overkant van de Reie op de Walplaats met de naam "den Fynenbuyck".

In 1580 was het huis gelegen op het perceel met kadasternr OLV0570

 

Het is wellicht het goede moment om de nummering van de percelen van het gebuurte in het begin van de 19de eeuw eens op een kaart uit te zetten. we doen dat aan de hand van de kaart van Popp uit 1865. Het kadaster in de Brugse binnenstad is onderverdeeld in sestendelen. De kadasternrs van de percelen vóór 1835 zijn genummerd volgens het sestendeel waartoe ze behoren. Het sestendeel van belang voor ons is het Onze Lieve-Vrouw sestendeel (OLV), Na 1835 werd OLV/xxxx. vervangen door C/xxxx. Binnen de sestendeel werd een verdere indeling gemaakt: het perceel van het latere koetshuis behoort tot het deel 9, de overkant van de Zonnekemeers behoort tot deel 8. C9/xx zijn adres nrs. van de Oostenrijkse tijd. Tijdens de Franse bezetting waren weer andere adres nrs van toepassing (niet vermeld op de kaart).

Het perceel van het latere koetshuis had in 1580 als kadasternr OLV/0570, later C-1108 en als adresnr C9/36. (we laten de cijfer 0 voor de eenvoud veelal vallen)
De stokerij van de familie Van Strate , het hoekhuis aan de andere kant) had als kadasternr OLV/0571 en C-1032 en als adresnr C8/1 (oostenrijkse tijd) en nr 7(franse tijd), huidig adres is Zonneke meers nr 1
.

 
 

Op de kaart van Sanderus uit 1641 bemerken we dat ter hoogte van het hoekhuis zich een poort bevond over de Zonnekemeers. We vinden van die poort geen andere gegevens of vermeldingen. Op de herdruk van de kaart in 1732 wordt die poort nog altijd vermeld. Het nr 8 duidt het Walplein aan.

 

Voor de periode na 1580 is het vermeldenswaard dat Jan Stevens rond 1680 er een ververij laat bouwen, die hij in 1685 verkoopt aan Jan Lanssens. Bij de dood van Jan Lanssens verbindt de weduwe, Catharina Warnes, in 1713, de helft van het huis als borg ten voordele van de curator en voogd van haar kinderen voor de goede uitvoering van het testament van haar overleden man. Zij verkoopt in hetzelfde jaar een deel van het huis en ververij aan haar zoon Theodore Lanssens.

Omwille van het niet betalen van een wisselbrief wordt het bezwaard huis bij decreet in 1716 verkocht aan de weduwe Catharina van Steelant. Merk op dat er dan geen sprake meer is van de ververij. Hoogst waarschijnlijk werd de ververij rond 1716 gestopt. Catharina bezet in 1748 op dit huis een rente ten voordele van de instellingen van de parochie Sint-Walburga. Zij verkoopt het bezwaard huis met alle verbonden renten aan Hubertus Meurisse in 1769. Hieronder de zegels aan een van de akten

Hubertus koopt in datzelfde jaar 1769 ook de brandewijnstokerij OLV-571 aan de overkant van de straat van Jacobus Delbaere (de latere graanwijnstokerij van de familie Van Strate en het nog latere Wevershof). De eigendom OLV-571 werd toen beschreven als huis en boei met een groot erf en grote poort met ernaast een huisje aan de oostkant. Op beide huizen zetten Hubertus en zijn vrouw Marij Van Stappen meteen een rente van 32 pond ten voordele van Jacobus Vander Plancke.
Door deze gecombineerde rente zullen beide hoekhuizen aan de Walbrug in de Zonnekemeers hetzelfde lot ondergaan.

Hubertus kan de rentes en de schulden, die hij maakte, niet terugbetalen. Het huis wordt in 1772 in beslag genomen op verzoek van Jacobus Vander Plancke. Bij akte in februari 1772 neemt Hubertus Meurisse afstand van al zijn bezittingen waarop een rente ten voordele van Vander Plancke e.a. is gezet.

Het komt in oktober 1773 tot een proces van de gezamenlijke crediteuren om de in- beslaggenomen boedel van Hubertus Meurisse te regelen. Dat proces wordt volgens de rechtspraak van die tijd voorgezeten door Ignace Pardo, burgemeester van Brugge en de schepenbank. Frans Forret is de notaris van dienst. Pieter Raepsaet treedt op als vertegenwoordiger van de gezamenlijke crediteuren.

Hieronder ter herinnering een detail van de kadasterkaart uit 1811 met de in de akte van 1773 betrokken percelen: OLV-570 (het latere koetshuis), OLV-571 (de stokerij) en OLV-566 en de samengevoegde percelen OLV-567 tem OLV-569. De situatie in 1811 is vergelijkbaar met die van 1773.

UIt de akte van het proces (1773), door notaris Forret opgesteld, vernemen we dat "die eigendom OLV-570 placht een huidervetterij te zijn". (blijkbaar moet er een overgang zijn geweest van een ververij naar een huidevetterij na 1714. In dat jaar is er voor het laatst een verkoop waarbij de ververij en toebehoorten worden vermeld). Het pand wordt in het proces beschreven als gelegen aan de noordzijde van de Nieuwe Meers (de latere Zonnekemeers) "beneden de Walbrug" met een muur voorzien van een poortje en een "plaats van lande" (= term voor een open erf) aan de oostzijde gelegen tegen de Reie, aan de westzijde paalt het pand aan een groot erf (OLV 0567-569) waar vroeger een huisje stond, eigendom van wijlen Jacques Humbeloot. Aan de achterzijde was er een "plaatse van lande" strekkende tot aan de Reie. Is de investering in de huidenvettterij en de overname van de stokerij aan de overkant een van de oorzaken van de hoge schuld die het echtpaar de Meurisse torste ?

(Het grote erf zelf, OLV0566, C-1110 waarvan sprake in de akte wordt al in 1596 samengevoegd met de drie percelen OLV/0567, 0568 en 0569 ( kadasternr C-1109). Jacques Humbeloot wordt in 1619 door aankoop de eigenaar. De huizen op die percelen werden in 1625 afgebroken om een groot landerf te vormen en was ten tijde van het proces eigendom van Frans Antoon Vleys. Vleys kocht het ganse domein in 1756. We zullen verder in deze webpagina zien hoe het samengevoegde grote erf C-1109 van Antoon Vleys samen met C- 1110 en met het latere koetshuis C-1108 opgeslorpt wordt door grote buur Sint-Janhospitaal).

Jacobus Vander Plancke neemt afstand van de gedeelde rente van 32 pond op het huis OLV-570, maar laat die rente overzetten op het huis OLV-571 van de stokerij. Bij de verkoop ervan zal dus de toale rente te voldoen zijn door de koper van het huis OLV-571 met de stokerij . Ook de rente ten voordele van de werken van de parochie Sint-Walburga, door Catharina van Steelant al sinds 1769 gezet op het huis OLV-570, wordt overgezet op het huis OLV-571.

De verkoop van het pand OLV-570 aan Marij-Anna Vander Plancke uit de boedel van Hubertus Meurisse wordt in de proces- en notariële akte van 1773 bevestigd. Dit pand is nu onbezwaard ("onbekommerd") door het toedoen van haar vader Jacobus.

In dezelfde akte wordt vermeld dat de andere "bekommerde" (d.i. belaste) eigendom van Hubert Meurisse enkele weken voordien in een veiling te koop werd aangeboden ten voordele van de crediteuren: "een huis en stokerij van brandewijn met al zijn toebehoorten en alaam. Die eigendom is gelegen aan de Walbrug ten zuiden van de straat". Het gaat dus om het pand OLV-571, het latere Wevershof.
De koop wordt op 29/10/1773 toegekend aan Jacobus Sarlet, vrijmeester molenaar.

In 1777 verkoopt Jacobus Sarlet het huis, boei en groot erf, poort en klein huisje ernaast aan Frans Sporckman en daar begint het verhaal van het Wevershof en de familie Van Strate. Het is een vreemd verhaal waarin de lotgevallen van de beide hoekhuizen weer zullen samenvallen. (zie in de menu de rubriek "erfgoedpanden beschrijving 2, Wevershof, bouwgeschiedenis tot 1900" of klik hier om onmiddellijk op de pagina te komen).

In 1812 willen François Vander Plancke en zijn vrouw Walburga Bauwens het hoekhuis OLV-570 verkopen. Marij- Anna Vander Plancke, zijn tante, was ondertussen overleden en François was eigenaar geworden door erfenis .
De verkoopakte (vanaf de Franse bezetting in het frans opgesteld), verleden voor de notaris De la Rue, vermeldt het volgende over het hoekhuis. Het is gelegen aan de noordkant van de Zonnekemeers en is niet genummerd, op het gelijkvloers bevat het een vestibule, een keuken en een kamer, verder een grote kelder en een opperkamer, achteraan is er een groot terrein, palend aan de Reie, waarop een grote hangar is gebouwd. Op de verdieping zijn er 2 kamers en daarboven 2 zolders. In het oosten palend aan de Reie en in het westen palend aan het terrein van de heer Daussy, goudsmid te Brugge. Het hoekhuis wordt in die tijd verhuurd aan François Van Nieuwenberg. Er wordt een veiling per opbod gehouden. De koop van het hoekhuis wordt uiteindelijk toegewezen aan Willem Van Strate. Hier zien we de familie Van Strate van de graanstokerij terug opduiken.

Willem Van Strate overlijdt in 1832. Hij was in 1798 getrouwd met Anna Bouvy met een huwelijkscontract waaruit blijkt dat de langstlevende o.a. het hoekhuis C9/36 zou erven. (zie webpagina wevershof). Anna Bouvy sterft in 1852 en is dus sinds 1832 tot 1852 de eigenares van het hoekhuis.

De tekening hieronder van Jacob Gaillard uit de periode 1833-1839 toont een zicht op de brug van het Begijnhof . Daarachter merken we de Walbrug op die de Zonnekemeers met het Walplein verbindt en daarachter bevindt zich, nauwelijks zichtbaar, het lage rechter gedeelte van de gevel van het hoekhuishuis C9/36.

 

Hiernaast een schilderij uit 1820, waarop Jacob Gaillard zich waarschijnlijk geinspireerd heeft. Ook daar is de lage rechtervleugel van het hoekhuis C9/36 zichtbaar

 

In 1845 vraagt Anna Van Strate-Bouvy een bouwvergunning voor het aanpassen van het hoekhuis C9/36. Zie de plannen hiernaast.

Bovenaan ziet u de bestaande situatie en onderaan de ontworpen plannen van de voorgevel. Zoals blijkt werden alleen de vensters aangepast. Over de andere aanpassingen weten we niets. In die tijd is het gebruikelijk alleen de gevel te vergunnen.

Daar Louis Van Strate, haar zoon in 1846 komt wonen in het hoekhuis met zijn ganse familie is het niet onwaarschijnlijk dat de verbouwing meer inhoudt dan alleen de gevel. Maar het grondplan van het hoekhuis in de kadasterkaart uit 1811(zie hieronder) en dat in het kadasterplan van Popp uit 1854 is al die tijd gelijk gebleven. Dat blijkt ook uit het grondplan van het ganse domein van Sint-Jan uit 1837.

 

Het kadasterplan uit 1811

 

 

 

Het grondplan van het domein van Sint-Jan in 1837 na de dood van Willem Van Strate in 1832 en vóór de weduwe Anna Bouvy een verbouwing aanvraagt in 1845.

Het kadasterplan van Plopp uit 1854 als vergelijking. Merk ook op dat het grote erf C-1109 onbebouwd is gebleven behalve enkele kleinere constructies.

Na het overlijden van Anna Bouvy in 1852 wordt haar vermogen verdeeld onder haar kinderen. Haar zoon Louis Van Strate is in 1951 verhuisd naar Brussel.
(zie in het menu "Wevershof, bouwgeschiedenis tot 1900" of kllk hier om direct op de webpagina te komen) . Willem (junior) Van Strate koopt in 1853 uit de erfenis onder andere het hoekhuis C9/36. In de veilingsakte opgesteld door notaris De Busschere wordt het hoekhuis als volgt omschreven:

een huis dienende als broodbakkerij, erve en toebehoorten, gelegen aan de noordzijde van de Zonnestraat (sic), voortijds de Nieuwe Meers, aan de voet van de Walbrugge C9/36 en kadasternr C-1108, hebbende beneden een winkel, keuken en voutekamer, kelder, bakkerij, hof en logie met particuliere uitgang naar de straat, aan de oostzijde palend aan de stadsreie en aan de westzijde aan de hovenier Deere, al achteren komende aan het hospitaal.
Het hoekhuis is bewoond zonder pachtcontract door Augustin Van Acker.

Willem van Strate, de broer van Louis (zie in de menu "geschiedenis van de familie Van Strate in Brugge"of klik hier om direct op de webpagina te komen.) is geboren in 1800 en kiest voor een carrière in het leger. In 1855 gaat hij op pensioen. In 1860 sterft hij, hij woont dan in het huis van zijn zus Anne in Gistel.

Edmond Van Strate, de broer van Willem junior, erft het hoekhuis C9/36 zoals blijkt uit de erfenis akte opgesteld door notaris Heyvaert te Gistel in 1861. Edmond is op dat moment pastoor in Boitshoeke. Hij verkoopt nog in 1861 het hoekhuis aan de "Commissie van Burgelijke Hospitalen der Stad Brugge" (CBG) bij akte verleden bij notaris De Busschere. De Burgerlijk Hospitalen zijn daarbij vertegenwoordigd door Charles de Peneranda, lid van de "besturende commissie". De beschrijving van het pand is bijna letterlijk dezelfde als bij de verdeling van de erfenis van Anne Bouvy in 1853. Er is nog altijd sprake van een bakkerij daar. De Burgelijk Hospitalen kunnen beschikken over het pand vanaf januari 1862. In januari 1862 komt ook de officiële goedkeuring van koning Leopold en van de minister van justitie voor de uitvoering.

De motivatie voor de aankoop opgesteld door de commissie der Burgelijke Hospitalen in 1861 is om een bijkomende uitgang langs de "place de Wallons" (bedoeld wordt: de Walplaats) te hebben voor het toenemende verkeer door de bijkomende activiteiten in de nieuwe ziekenzalen onder constructie. Het is ook beter voor het vervoer van de lijken naar het kerkhof in Steenbrugge. Het verkeer van personen vreemd aan de diensten voor de diverse leveringen en bevoorradingen moeten zich niet meer verplaatsen rond de ziekenzalen. Ook het noodzakelijke verkeer van de wagens van de eigen diensten kan daardoor efficienter gebeuren. Er moet opgemerkt worden dat veel vervoer in die tijd nog gebeurt met paard en kar of koetsen. Er moet dus ook voor stallingen gezorgd worden. Bovendien zal de nieuwe (wal)brug en de zonnekemeers een vlottere doorgang bieden.

Hieronder kadasterschetsen (uit het kadasterarchief boek 1863) van de betrokken sites van het hospitaal: links voor en rechts na 1863. Hieruit blijkt dat het ganse bestaande perceel C-1108 ingenomen wordt door het koets- en poortgebouw voor het verkeer. Achter het poortgebouw, maar op het domein van het hospitaal zelf werden al rond 1856 (dus vóór de aankoop van het perceel C-1108) naar het ontwerp van P. Buyck een reeks stallen voor paarden en zelfs voor koeien en konijnen gebouwd en er was ook een bierbrouwerij voorzien ( Ook het kadasterplan van Popp uit 1854 toont nog de eerste situatie en, het kadasterplan uit 1865 toont de nieuwe situatie).

Hieronder de kadasterschetsen (uit het kadasterarchief boek 1878) van de betrokken sites van het hospitaal vóór de registratie in 1878 en na 1878 bij het registreren van de nieuwe ziekenzalen (de eerste plannen van de nieuwe 19de eeuwse ziekenzalen werden gestart in 1856). Hier is te zien hoe het nieuwe poortgebouw (het latere koetshuis) en de stallingen zich integreren in het geheel van de hospitaalsite. (de blauw gekleurde gebouwen zijn eigendom van Sint-Jan)

 
 

Arch. Alleweireldt dient in januari 1863 een bouwaanvraag in voor de bouw van het koets- en poortgebouw. Zie plan hieronder: Bovenaan is de bestaande toestand getekend van het hoekhuis, waarvan het grondplan is zoals het voorkomt op het kadasterplan van Popp in 1854. Onderaan het eerste voorstel voor het koetshuis van arch. Alleweireldt. De tekst rechts boven vermeldt dat de goedkeuring voor deze aanvraag samengaat met de goedkeuring van de andere gebouwen van de "onderneming" (d.i. de oprichting van de 19de eeuwse hospitaalgebouwen). De tekst onderaan (doorheen de tekening) van de nieuwe toestand vermeldt dat de uitsprong van de vleugels van de gevel geen plaats inneemt van de straat. Het plan van de voorgevel voorziet wel vleugels. De vleugels springen echter wel naar binnen zoals we zien op de tekening. (Door de verandering in de rooilijn in 1883 zullen later de vleugels afgebroken worden).

De benaming koetshuis is van latere datum . Op de bouwaanvraag van 1863 is de naam "métairie et hangars" vermeld. Métairie betekent meestal "pachthoeve". Het was hier het geheel van de stallingen voor de paarden e.d. en de standplaats voor de koetsen ten behoeve van de diensten het Sint-Janshospitaal.

In maart 1863 dient arch. Alleweireldt een nieuw ontwerp in nu met een verdieping in een wolfsdak. Het is die versie die uitgevoerd wordt.

UIt de tekeningen bij de bouwaanvraag is niet zeer duidelijk dat de voorgevel 2 vleugels heeft die naar binnen toe gebogen zijn
Op de foto hieronder is het duidelijk hoe de gevelvleugels van het koetshuis er toen uitzagen. De foto van A.De Blieck dateert van 1966 (foto bijgevoegd aan de bouwaanvraag van het reftergebouw van de verpleegsterschool A2 dat afgewerkt werd in 1967) .

 

Uit het kadasterplan van 1889 (hieronder) blijkt dat er nog annexen bijgebouwd worden.
Een stook-, was- en droogplaats wordt in 1876 gebouwd ook naar de plannen van arch.A. Alleweireldt in het verlengde van het zusterklooster langs de Reie. Tijdens de bouw van de 19de eeuwse ziekenzalen was er ook een bedrijfsgebouw voorzien (bakkerij, keuken en wasserij) haaks op de Reie ter vervanging van het L-vormig bedrijfsgebouw dat plaats moest maken voor de ziekenzalen (zie ook kadasterschets na 1878 hogerop). Maar naar het einde van de 19de eeuw wordt weer uitbreiding gezocht langs de Reie voor een nieuw keuken- en wasserijgebouw en dus moeten de annexen verhuizen. Daarom valt het oog op de percelen C-1109 en C-1110 naast het koetshuis. Die percelen zijn nagenoeg onveranderd gebleven sinds het begin van de 19de eeuw.

Het is interessant om na te gaan wat de geschiedenis van die percelen C-1109 en C-1110 is en hoe die in het bezit kwamen van Sint-Jan.

We zagen al eerder dat het perceel C-1109 eigendom was van de heer Frans Vleys sinds 1756 en dat het bestond uit een groot erf en een binnenliggend huisje. Na de dood van Thérèse Vleys, weduwe van Jozef De Bie, verkoopt haar zoon Louis De Bie het domein aan Pieter Daussy in november 1804 (21 Brumaire jaar XIII).

Uit de akte bij de verkoop van C-1108 aan Willem Van Strate in 1812 blijkt dat het links gelegen perceel C-1109 eigendom is van Pieter Daussy, goudsmid, en dat de eigendom bestaat uit een gaard (jardin).

In 1829 verkoopt Pieter Daussy in een veiling het domein aan Johannes Buckens (meester kleermaker). Uit die akte vernemen we dat het perceel nog altijd bestaat uit een groot erf met een binnengelegen huisje. Het domein wordt verpacht aan W. D'heere, bloemist. Het bestaat uit een boomgaard van 40 fruitbomen. Op de noordgrens van het domein heeft D'Heere een langgerekte serre laten bouwen voor alle bloemgewassen.

In 1834 verkoopt Buckens het domein aan Domenicus D'Heere, hovenier. Het domein wordt nog steeds op dezelfde wijze aangeduid als hiervoor. Er wordt wel expliciet vermeld dat Domenicus D'Heere zelf het domein gebruikt. In 1866 schenkt Anna Van Hecke, weduwe van Domenicus D'heere, bij testament, het domein aan haar kinderen, die alle als bloemisten worden vermeld.
In 1868 kopen de kinderen D'Heere het buurperceel ten westen nl. C-1110 dat in die tijd toebehoorde aan Constantin en Isabelle Crampe. Het domein wordt beschreven als bestaande uit een grote winkel, met voor- en achterkamers, boei, schuur en hoveke. Het wordt gepacht en bewoond door Joseph Huyghe. Hieronder het kadasterplan dat hoort bij de verkoop. Het rode gedeelte zijn de percelen in kwestie. Het gele gedeelte is eigendom van de CBG. Bemerk dat de annexen van het waskot zich toen aan de rand van de Reiearm bevinden.

In 1895 verkopen de kinderen D'Heere de domeinen C-1109 en C-1110 aan de Commissie der Burgelijke Godshuizen (CBG). De akte vermeldt uitdrukkelijk dat de kopers aan de straat kant een muur moeten bouwen van de oosthoek van het eerste perceel tot de westhoek van het tweede perceel.

Het is jammer dat door de verkoop aan de Commissie van Burgelijke Godshuizen een stuk groene zone opgeofferd wordt voor een tamelijk rommelige verdichting met latere constructies allerhande. Op het plan hieronder is het terrein in de omgeving van het koetshuis in 1871 nog ingevuld met een moestuin (jardin potage) ook groenselhof genoemd. Het is nog jammerder wanneer later bij de renovatie van de Sint-Jan site rond 1990 die constructies gesloopt worden en de boomgaard niet opnieuw aangelegd en uitgebreid wordt, in plaats van het huidige zielloze stuk parking (zie verder).

Hieronder toch een poging van de stad om een boomgaard terug aan te leggen na het verwijderen van de storende prefabgebouwen rond 1975 (beeeldbank Brugge).

Maar jammer dat het maar een klein deel van het vrijgekomen terrein beslaat; het grootste gedeelte wordt ingenomen door een uitgebreide asphaltparking. Die kleine boomgaard bestaat nu nog, maar verschillende megalomane plannen zijn een bedreiging voor de vergroening van deze site. (zie verder). In het midden van de foto op de achtergrond zie je (als u goede ogen hebt) het koetshuis, de annexen en de oprit van de verbindingsweg naar de Minnewaterkliniek.

Hieronder een foto hoe het parkje er thans uitziet, met zicht op de achterkant van de voormalige materniteit; klein maar fijn.

In de jaren 1920-1930 wordt er weer uitgebreid.

De architecten A. Dugardin, L. Viérin en F. Koentges worden aangesteld om de grote uitbreiding te ontwerpen. (zie hieronder plan van het ontwerp voor de ganse site uit 1932 )

Er worden nogal wat nieuwe gebouwen gepland en gebouwd op de site van Sint-Jan maar die vallen buiten de bespreking van deze webpagina.

Toch willen we nader ingaan op het plan voor wat een nieuw "keukengebouw,wasserij en aanhorigheden" genoemd wordt. Dit gebouw leidt immers tot wijzigingen van de annexen rond en aan het koetshuis.
(zie groen en donkergroen gekleurde zone aan de Reie).

 



Hiernaast een schets uit 1928 van het gedeelte dat ons interesseert. De ligging van het nieuwe keukengebouw (het gearceerd deel) wordt hier aangeduid, getekend over de bestaande toestand. Het is duidelijk dat weer een aantal annexen zullen moeten gesloopt worden.

Het is een van de weinige plannen waar de namen van de bestaande annexen voorkomen. Op het kleine formaat van het plan hiernaast zijn de namen niet te lezen. De benamingen stemmen min of meer gelijk met de uiteindelijke plannen uit 1932.

Het gebouw haaks op de reie:
Wasserij, Machien, Bakkerij (en droogplaats)

Gebouwtjes langs de Reie:
kolenopslagplaats, oven, stookplaats.

Gebouwen langs de Zonnekemeers:
achterpoort (het koetshuis), stallen, hangar,schrijnwerkerij en materialen, zwijnenstal, bergplaats.

Bemerk dat het koetshuis hier vermeld wordt als achterpoort, daarom wordt het koetshuis ook soms poortgebouw genoemd.

 

Het zou interessant zijn om aan de hand van die annexen en verbonden archieven na te gaan op welke manier het brouwen, bakken, het wassen, het verwarmen , het onderhoud e.d. georganiseerd werden in die tijd. We vonden aan de hand van facturen en betalingen aan het brouwerspersoneel in het OCMV-archief wel wat informatie, maar die studie valt buiten het kader van deze webpagina.

 

Het liggingsplan van het nieuwe "keukengebouw en aanhorigheden" uit 1930.

Een zicht op de westgevel van het "keukengebouw, wasserij en aangehorigheden" in 1939 (beeldbank Brugge).

Hieronder een plan met de toestand van een deel van het domein Sin-Jan rond 1950 waaruit blijkt dat omwille van "het keukengebouw en wasserij" enkele annexen zijn verplaatst naar de percelen aangekocht van de familie D'Heere in 1895. Die percelen hebben o.a. ook de aanleg mogelijk gemaakt van de verbindingsweg naar de Minnewaterkliniek ( we lopen hier wat vooruit, zie verder ).

Het plan is rond 1950 nog representatief voor de verbouwingen in de jaren 1930.

Het koetshuis is verlengd en het stook- en waskot zijn onmiddellijk achter het koetshuis gebouwd. Langs de Reie is "het keukengebouw, wasserij met aanhorigheden" uit 1932 nog dominant aanwezig.
(dit plan werd gebruikt voor een latere studie in de jaren na 1970 voor de zoektocht naar parking, vandaar de schetslijnen) (zie verder )

Hieronder 2 foto's die de verlenging van het koetshuis tonen en daarachter het stook- en waskot met de hoge schoorsteen . De foto rechts toont op de achtergrond nog een glimp van het nieuwe keukencomplex langs de Reie.

 

 

Zicht op de Reie vanaf de Walbrug. Links langs de Reie ziet u het waskot en daarachter het dak van het keukengebouw. De foto geeft ook een beeld van de bebouwing aan de rechterkant van de Reie (foto's beeldbank Brugge)

In de jaren 1930 wil Dr Sebrechts een chirurgische afdeling inrichten in het Gasthuis Sint-Antonius van de zusters van Liefde in de Gasthuisstraat (thans de Dr Joseph Sebrechtsstraat). Daartoe moet ook een snelle verbindingsweg aangelegd worden tussen het Sint-Janshospitaal en het Gasthuis. (zie de webpagina: "Zonnekemeers , viaduct en poortgebouw" klik hier om onmiddellijk op de pagina te komen

De plannen hieronder uit 1936 voor de wegeniswerken van de verbindingssweg op het terrein van het hospitaal geven de ligging van de doorgangen van Sint-Jan naar de Zonnekemeers..
Het bovenste plan geeft de situatie weer van vóór de aanleg van de verbindingsweg met onderaan op dit plan de doorgang via het koetshuis naar de Zonnekemeers.
Het onderste plan toont de geplande verbindingsweg over de Zonnekemeers en door het Wevershof, terwijl het koetshuis (linksonder op het plan) zijn doorgangsfunctie behoudt.

 

Hiernaast wordt het tracé van de verbindingsweg getoond. In het eerste gedeelte ondergaat vooral het Wevershof een ingrijpende wijziging. In de omgeving van het koetshuis worden alleen de annexen, die aan de westkant van de voormalige boomgaard van de familie D'Heere gebouwd zijn, aangepast.

Vóór de aanleg van de verbindingsweg was het koetshuis de enige doorgang naar de Zonnekemeers. De aanleg van de verbindingsweg heeft geen noemenswaardige constructie wijzigingen veroorzaakt aan het koetshuis, zijn omgeving en annexen. Dat zal min of meer zo blijven tot de verhuis van het hospitaal naar Sint-Pieters in 1976. Die annexen en panden in de omgeving worden volledig afgebroken behalve het beschermde koetsgebouw (zie verder). Die tussenperiode laat toe enkele foto's te tonen hoe deze omgeving er nog uitzag tot rond 1976.

De luchtfoto van rond 1968 toont de situatie op het zuidelijk deel van het Sint-Janshospitaal met de talud van de oprit naar de viaduct en het poortgebouw over de Zonnekemeers. Het grote gebouw onderaan in het midden is het zogenaamde "Keukengebouw, wasserij en aanhorigheden". Het koetshuis bevindt zich helemaal links, halverwege. Aan de achterzijde van het koetshuis is een constructie aangebracht met een iets lagere nok dan het koetshuis dan volgt verder rechts het stookkot met de schoorsteen en dan het waskot met een laag dak. De gebouwen van de vroegere stallingen, ten westen van het koetshuis en parallel aan de straat, ziijn nu werk- en bergplaatsen (zie verder) . Aan de andere kant van de oprit van de verbindingsweg werden de huisjes van de Zonnekemeers gesloopt en vervangen door de inrit voor de ruime autoparking.
(zie ook in de menu oud Sint-Jan , Sint-Janverpleegsteroppasterschool , Zonnekemeers 18-20 of klik hier om direct op de webpagina te komen.

In het koetshuis bevinden zich de werkplaatsen van het OCMW. Op de binnenplaats, links van het koetshuis, is de voorraad aan bouwmateriaal gestapeld en staat er een schrijnwerkerij en een aantal rommelkotjes met kleine restjes. Die stonden alle in verbinding met elkaar door een hobbelige weg overkapt met een soort luifel. Die weg gaf verbinding met de Zonnekemeers. De verdieping deed dienst als opslagplaats.

 

 

hiernaast ziet u op de luchtfoto rond 1970, midden rechts de toestand van het koetshuis en annexen in die tijd.

Het grote gebouw links op de foto hierboven naast de ziekenzalen is het keuken- en wasserijgebouw met aanhorigheden. Daar bevindt zich in de voorste vleugel het noviciaat van de jongere zusters. In de vleugel links is de wasserij. In de achterste vleugel kant klooster gaan de zusters via de pandgang op het gelijkvloers van hun klooster naar de ziekenzalen. Op de verdieping hebben de zusters hun slaapplaats. In de zijvleugels links en rechts tot het midden wordt er gewassen terwijl verder de centrale keuken is ingericht.

De luchtfoto van de ganse Sint-Janssite (het koetshuis bevindt zich rechts bovenaan) toont aan dat het terrein letterlijk helemaal is volgebouwd, de boomgaarden zijn verdwenen op een stukje achter de materniteit na. Thans zijn de prefabgebouwen en de 20ste eeuwse constructies gesloopt, maar zijn dan jammerlijk vervangen door een reusachtige en desolate asphaltparking in plaats van een groenzone.

Op de foto hiernaast ziet u op de voorgrond een deel van de de oprit; helemaal links is nog een travé van het "keukengebouw en aanhorigheden" te zien; daarnaast bevindt het was- en stookkot met de schoorsteen; rechts ervan bemerkt u de aanbouw met puntgevel onmiddelijk aan de achterkant het koetshuis

Op de foto hieronder is ,ongeveer vanuit dezelfde gezichtshoek op de achtergrond links het was- en stookkot met een stuk van de schoorsteen te zien. Op de voorgrond op de oprit van de verbindingsweg daalt een verpleegster naar de site Sint-Jan wellicht komende van de parking voor het personeel.

Het hoge gebouw met puntgevel, hier rechts op foto, herkennen we van de foto's hierboven als de uitbouw in de achtergevel van het koetshuis, waar de telefonie centrale van die tijd zich bevindt. (zie de kabel in de achtergevel)
Links bevindt zich het stookkot met de schoorsteen. en verder links is nog net een venster van het waskot zichtbaar. Naast de donkere poort rechts in het stookkot is er tevens een herstelplaats voor het sanitair.

Op de foto rechts ( rond 1935) staat het wagentje voor intern vervoer dat door het personeel de "Spieker" wordt genoemd afgeleid van "Spycker", de naam van de Nederlandse constructeur van speciale wagens. De Spieker was een van de eerste dienstwagentjes die uitgerust waren met batterijen.

Er werden meerdere Spiekers aangekocht. De Spiekers zijn gebruikt toen de "maaltijdband" in de centrale keuken instond voor de bedéling van individuele warme maaltijden over de verschillende verpleegeenheden. Die wagentjes werden opgeladen ter hoogte van het Koetshuis. Het was niet mogelijk om de verbindingsweg te nemen naar de Minnewaterkliniek met de Spieker. De Spieker kon de helling van die weg niet op en moest via de Zonnekemeers, de Oostmeers en de Sebrechtsstraat naar de Minnewaterkliniek via de ingang van het mortuarium. Het was een zeer hobbelige weg. Het wagentje had een laag tempo en veroorzaakte de nodige verkeershinder.

Op de foto hieronder ziet u de oude stallingen terug met uiterst links de puntgevel van de aanbouw aan het koetshuis. Op de achtergrond is het dak van de toonzalen van de meubelen Claeys (Zonnekemeers 1) zichtbaar en wat verder de giek van de eest van de brouwerij de Halve Maan.

De foto hieronder is analoog als de foto hierboven maar nu met een vollledig zicht op de voormalige stallingen. Uiterst links ziet u terug de aanbouw aan het koetshuis. Op het gelijkvloers heeft de COO (later de OCMW) daar haar bureau voor de aanvragen en werkzaamheden van het technisch onderhoud. De verdieping is voorbehouden als opslagplaats. In de eerste travee naast de aanbouw bevindt zich de telefooncentrale die gedurende de dag bediend wordt door de telefonistes. In de tweede travee met de witte ramen is het bureau voor de plannen en de tekentafels ondergebracht. De travee met de witte poort is de garage voor de auto's van de zusters. Voorbij die poort is het labo ondergebracht met proefdieren zols ratten, muizen en apen onder leiding van mevr. Van Loo en onderhouden door Roger Slabbinck. Verder is er de oprit naar de verbindingsweg, onder die oprit bevinden zich de varkenskoten. De varkens worden gevoed met de etensresten van de zieken, Adolf Bataille zorgde hiervoor. Er is ook een doorgangsweg onder de oprit met dikke hobbelige kasseien naar de verpleegsteroppasterschool waarlangs onder andere ook de maaltijden vanuit de centrale keuken aan de verpleegsterschool worden bezorgd. Later wordt die verbindingsweg omgebouwd tot een garage.

 

Hieronder opnieuw een zicht in de sneeuw op de voormalige stallingen en op de oprit van de verbindingsweg

Tussen de achterkant van de stallingen en de oprit is er nog een annex, die we beter kunnen onderscheiden op de foto hieronder. Het is een langsgebouw met een dwarsvleugel. Op de luchtfoto hoger is de ligging van dat gebouwtje onmiddellijk naast de oprit goed te herkennen. Het wordt gebruikt als magazijn voor de OCMW en als opslagplaats voor boer Adolf. (Er worden ook kalkoenen gekweekt voor de kersttijd)

Aanpassen van de voorgevel van het koetshuis aan de opgelegde rooilijn voor de Zonnekemeers volgens het KB van 1883.

Men heeft geprofiteerd van de bouwperiodes rond de verbindingsweg sinds 1936 en de sloop ten gevolge van de bouw van het Kunstencentrum in 1991 (zie verder) om uiteindelijk de rooilijn 1883 volledig te realiseren.

Van onder de viaduct over de Zonnekemeers in de oostelijke richting ziet u de muur met de advertenties en verder in het verlengde het hoge dak van het koetshuis. De gevelvleugels van het het koetshuis tekenen zich zwaar af. Ook hier valt het op dat de nog bestaande rooilijn van de muur en het koetshuis niet meer kloppen met de nieuwe al in 1883 voorgeschreven rooilijn die al toegepast is op poortgebouw van de viaduct over de Zonnekemeers. Ze zullen dus moeten aangepast worden.

Hieronder diezelfde muur gezien vanonder de viaduct in opbouw maar nu in de richting van de Oostmeers, let ook nog op de huisjes op het einde van de Zonnekemeers die nog op de verouderde rooilijn staan en ook zullen afgebroken worden.

Bij alle vergunningsaanvragen sinds 1883 wordt telkens gesteld dat de oude rooilijn dient aangepast te worden aan de nieuwe. Dat gebeurde al voor de verpleegsteroppasterschool en het poortgebouw van de verbindingsweg aan de noordzijde van de Zonnekemeers.
(zie in het menu: erfgoedpanden, 1, Zonnekemeers, viaduct en poortgebouw of klik hier om onmiddellijk op de pagina te komen)(zie ook Oud Sint-jan, Sint-Janverpleegsteroppasterschool, Zonnekemeeers 18-20, bouwgeschiedenis of klik hier ).

We herhalen hieronder de foto van de toestand van het koetshuis vóór 1966 (foto uit het bouwaanvraagdossier van 1967/510). Merk op dat de muur nog op de oude rooilijn staat alsook de vleugels van het koetshuis. De rechter vleugel verklaart ook waarom de eerste travee van het koetshuis aan de zijde kant Reie een half ingewerkte blinde venster is.

Het een en ander wordt duidelijker aan de hand van de plannen van arch. Jos Priem uit 1967 voor het aanpassen van de muur en de ingangspoort aan de rooilijn volgens het KB van 1883.

 

Hieronder een kadastrale schets van totale noordzijde van de Zonnekemeers van de bestaande rooilijn (de zwarte lijn) en de rooilijn volgens KB.1883 (de blauwe rechte lijn).

Bij de bouw van de verbindingsweg ( tussen 1936-rond 1940) naar de Minnewaterkliniek maakt men gebruik van de gelegenheid om de huisjes aan de noordzijde van de Zonnekemeers te slopen om de rooilijn 1883 te realiseren.

 

Het doel van de opgelegde rooilijn is het verbreden van de Zonnekemeers. Dit zal tot gevolg hebben dat ook de gevel van het Koetshuis zal moeten afgebroken worden. De kadastrale schets van de detail ter hoogte van het koetshuis (hieronder) toont de bestaande rooilijn (de zwarte lijn) en de rooilijn volgens KB.1883 (de blauwe rechte lijn).

Waarschijnlijk wegens de bescherming van de ganse site van het Sint-Janhospitaal (zie verder) werd in 1942 een aanvraag gericht om de opgelegde rooilijn voor het koetshuis aan te passen (zie rode lijn van de gekleurde zone op de detailschets hierboven) zodat de voorgevel van het koetshuis kan blijven bestaan. Dit plan wordt voorlopig goedgekeurd op 28 augustus1942 door het college van burgemeester Devroe en schepenen (CBS). (merk op dat het woord "voorlopig" en de datum werden aangepast,(wanneer? en waarom?). In ieder geval werd de goedkeuring door een beslissing van het Commissariaat Generaal op 15-12-42 verworpen. Daarop besliste het CBS op 5-2-43 het dossier te classeren.

Op 27-06-44 vraagt ir. Boxtael of er een herziening komt van die beslissing van het Commissariaat omdat de straat dringend moet "herkasseid" worden. Moet het herkasseien gebeuren tussen de de rooilijn volgens het K.B. 1883 of tussen de in 1942 voorgestelde aanpassing (dus met behoud de voorgevel van het koetshuis). Het eertste vergt een onteigening van enkele huisjes ter hoogte van de oprit van de verbindingsweg en van een deel van de eigendom van het Sint-Janshospitaal meer bepaald het Koetshuis. Blijkbaar heeft men voor de rooilijn van 1883 en voor de onteigening beslist, waarschijnlijk omdat de viaduct over de Zonnekemeers en de verpleegsteroppasterschool toen al gebouwd waren op de rooilijn 1883. Alleen de gevel van het koetshuis ontspringt nog voorlopig de dans.

Pas in 1967 wordt beslist voor het afbreken van de typische voorgevel van het koetshuis maar met behoud van het hoofdvolume en het verplaatsen van de bijhorende muur.

Hieronder het plan van het eerste ontwerp van arch. Jos Priem (bouwdossier 510/67) voor het bouwen van een nieuwe muur en de aanpassing van de gevel van het koetshuis aan de opgelegd rooilijn. De aanpassing van de gevel in dit eerste onwerp behelst eigenlijk alleen het weghalen van linkervleugel en in de plaats ervan het bouwen van een deel van de gevel in het verlengde van de muur. Dit ontwerp laat de andere vleugel die de verbinding vormt met de brugleuning gaaf. Ook de gevel van het hoofdvolume blijft behouden.

hieronder een iets vergrote kopie. Links van het koetshuis bevond zich een kabine voor het gas. Onderaan het grondplan dat met een stippellijn duidelijk aangeeft dat de linkervleugel vervangen wordt terwijl de rechtervleugel getekend is met een volle lijn. Het wolfsdak en de vensters blijven in dezelfde stijl.

Blijkbaar blijft de eis bestaan om de rooilijn 1883 door te trekken tot aan de reie. Tenslotte is een tweede ontwerp met het afbreken van de gevelvkeugels in 1969 goedgekeurd. Het wolfsdak verdwijnt en de voorgevel wordt aangepast met een puntgevel zoals we die thans nog kennen..

 

In het jaar 1976 verhuist het Sint-Janshospitaal naar Sint-Pieters

In de aanloop daarnaar toe verkoopt de Commissie van Openbare Onderstand waarvan Sint-Jan deel vanuit maakt de ganse site in april 1973, inclusief de bezittingen in de Oostmeers, de Goezeputstraat, de H.Geeststraat, de Mariastraat en de Zonnekemeers aan de stad onder burgemeester Michel Van Maele. De verkoopakte stipuleert dat de stad de hiervoren beschreven goederen niet kan verkopen, maar ze uitsluitend kan aanwenden voor openbaar nut. De geklasseerde gebouwen kunnen niet afgebroken worden.

De achtergebleven negentiende-eeuwse gebouwen en een aantal recente bijgebouwen, staan dan geruime tijd leeg. Het stadsbestuur, in de eerste plaats de in 1976 benoemde burgemeester Frank Van Acker, heeft de intentie alles te slopen en plaats te maken voor de bouw van een grootschalig hotel. De internationale hotelketens Sheraton (zie plan hieronder) en Ramada hebben inderdaad rond 1980 offertes ingediend. Behalve de middeleeuwse gebouwen zouden alle panden verdwijnen dus ook het koetshuis.

 

Dit blijkt echter onmogelijk toen de vaststelling werd gemaakt dat niet alleen de middeleeuwse gebouwen maar het hele kadastraal perceel C-1610 in 1942 als monument beschermd is, (dit is het omlijnde gebied op het kadasterplan hiernaast) De oorlogsbeslissing is in 1949 door een regentsbesluit bekrachtigd. Herhaalde aanvragen bij opeenvolgende bevoegde ministers, om de meer recente gebouwen, met inbegrip van de negentiende-eeuwse, aan de bescherming te onttrekken, botsten op het ongunstig advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, dat telkens door deze ministers werd gevolgd.

In 1984 laat de staat via ir Soens weten geinteresseerd te zijn in het kopen van de site voor het inrichten van een administratief centrum. Een van de voorwaarden is dat alle gebouwen die niet behoren tot de oorspronkelijke 19de eeuwse en middeleeuwse constructies gesloopt zouden worden. Merk op dat het koetshuis behoort tot de 19de eeuwse gebouwen.

De Dienst Ruimtelijke Ordening maakte bezwaren en stelde een aantal uitgangspunten waaraan de bestemmingsprojecten moeten voldoen o.a. dat de site moet voorbehouden worden voor culturele en aanverwante activiteiten. Bovendien kan de stad gezien de koopakte van 1973 de site of delen ervan niet verkopen en moeten de beschermde gebouwen behouden blijven.

Aangezien verdere evolutie in de voorgestelde richtingen onmogelijk was, besliste het stadsbestuur in 1989 de gebouwen in erfpacht te geven voor 66 jaar met mogelijke verlenging van 33 jaar aan een door een Oostendse vastgoedpromotor opgerichte naamloze vennootschap "Kunstencentrum Sint-Jan". Na enige tijd werd die vennootschap doorverkocht en de erfpacht overgenomen door een groep die zich had gevormd rond de persoon van de voormalige burgemeester Michel Van Maele. De voorwaarden van de erfpacht zijn o.a. dat de NV de realisatie en de bestendige exploitatie van een kunstencentrum op zich neemt en dat geen andere bestemming mag gegeven worden. Een onvervreemdbare erfdienstbaarheid van doorgang naar de naastliggende stadseigendommen wordt gevestigd. Het gepachte domein is beschermd en de onderhoudswerken vallen ten laste en verantwoordelijkheid van de pachter (dus inclusief het koetshuis). Er mogen geen winkels of andere commerciële constructies gebouwd worden langs de Zonnekemeers. Eventuele nieuwbouw aan de kant van de Zonnekemeers kan niet worden toegestaan zonder herziening van de pachtovereenkomst.

 

Het omlijnde gedeelte is het pachtdomein, het koetshuis bevindt zich midden rechts..

Enkele jaren later wordt ook het poortgebouw van de viaduct over de Zonnekemeers toegevoegd aan de erfpacht zone.

De nodige vergunningen worden dtmaal zonder probleem in de zitting van 26 oktober 1991 goedgekeurd. In 1991 worden alle twintigste-eeuwse uitbreidingen, gebouwen en prefabs gesloopt. Alleen de negentiende-eeuwse gebouwen blijven overeind en blijken nog in constructief stevige toestand te verkeren. Een grondige opknapbeurt naar het ontwerp van architect Pol Salens (Brugge) vindt plaats. Na sloping van het recente kloostergedeelte (de geslonken kloostergemeenschap had voldoende met de historische kloostergebouwen) wordt een inham gecreëerd. De inham moet een herinnering verbeelden aan de oude Reiearm. Het in 1942 beschermde koetshuis blijft behouden als beschermd monument uit de 19de eeuw. De 20-eeuwse aanbouw achter het koetshuis en annexen worden gesloopt. Het koetshuis krijgt een nieuwe achtergevel in de stijl van de 19de ziekenzalen en de vensters langs de Reie worden vergroot. Zie hieronder de plannen van architect Pol Salens:

De bestaande toestand : doorsnede en westgevel (merk ook rechts de grote poort op die nu dichtgemetseld is)

De bestaande toestand rond 1990 van de reiegevel

De ontworpen toestand : de achterkant, de doorsnede en de westgevel. De uitvoering van de westgevel met 2 vensters en 2 dakkapellen is niet uitgevoerd.

De ontworpen reiegevel met de uitvergrote vensters met de sierlijke metalen ballustrades

 

In 2005 wordt de erfpacht hernieuwd aanvangend in 2005 en eindigend in 2102. De NV Kunstencentrum is van naam veranderd naar SEC@Bruges in 2003. Volgens het erfpachtcontract zal een kunst-, historisch- en toeristisch centrum opgericht en bestendig geëxploiteerd worden. Geen andere bestemming mag eraan gegeven worden. Voor het overige is dit contract tamelijk analoog aan de vorige. Het koetshuis blijft een doorgang voor voetgangers.

Door meningsverschillen onder de voornaamste aandeelhouders, wordt, na het overlijden van Michel Van Maele, de meerderheid van de aandelen overgedragen aan een filiaal van de Spaanse multinationale groep Aspro Ocio die ook het Boudewijnpark heeft overgenomen. De oorspronkelijke doelstelling om er een cultuur- en congrescentrum te ontwikkelen, wordt niet helemaal ingelost. Het maatschappelijk doel van de Spaanse eigenaars gaat veel verder dan wat toegelaten is in het erfpachtcontact. De gebouwen kregen ook een commerciële invulling. De tentoonstellingen (tijdelijk of permanent) die er worden georganiseerd, hebben vooral betrekking op grafisch werk van Spaanse kunstenaars. In 2008 wordt de naam nogmaals veranderd in "Site Oud Sint-Jan"

In 2007 wil de groep Museum of History (MOH) nv op het open terrein tussen de ziekenzalen , de Zonnekemeers en de voormalige materniteit in de Oostmeers een grote constructie bouwen voor een digitale projectie over de geschiedenis van Brugge en met andere commerciële activiteiten.

De bijna sacrale en ingetogen sfeer van de site met eeuwenlange verzorging en medische opleiding zou verbroken worden. De enorme rotatieparking van 7 verdiepingen onder de grond en het megalomane karakter van het MOH hebben het project gekelderd. De poging om het koetshuis te declasseren voor sloping was er ook teveel aan. De initiatiefnemers zijn echter gelukkig om hun project nu verwezenlijkt te zien op de grote markt in Brugge onder naam "Historium". In ieder geval is het historische en beeldbepalende koetshuis gered van de deklassering en sloping.

Na al die veranderingen van de jaren 1990 ziet de site op een luchtfoto op het einde van de 20ste eeuw er thans zo uit. Zie het koetshuis in het midden onderaan. De stallingen, de annexen, de verbindingdsweg behalve het viaductgebouw over de Zonnekemers zijn gesloopt. De aanbouw achter het koetshuis, het stook- en waskot en het keukengebouw, wasserij met de aanhorigheden zijn eveneens gesloopt. In de plaats ervan is er een inham van Reie gekomen op de plaats van het voormalige "keukengebouw en aanhorigheden" als herinnering aan de gedempte Reiearm.

Heden maakt het koetshuis nog altijd deel uit van de beschermde site nv Oud Sint-Jan" onder het erpachtcontract . Het dient als toegang tot de site voor voetgangers en toeristen en het is een doorgang naar het centrum. Het koetshuis langs de Reie blijft zeer beeldbepalend.

Thans is er een kunstgalerij gevestigd van juwelen ontworpen door Kathleen Claerhout en beelden ontworpen door Marc Claerhout.

 

Deze poortwachter heet u welkom om een kijkje te nemen binnen in het koetshuis dat een hele geschiedenis achter de rug heeft zoals verteld in deze webpagina..

 

binnenzicht gericht naar de achterzijde van het koetshuis

 

Door een van de venster met de sierlijke ballustrade aan de Reiezijde is er een prachtig uitzicht op de achterzijde van het Godhuis 'Le Maire"aan het Walplein, stichting van 1910.

 

 

Door de andere vergrote vensters aan de Reie valt er veel licht binnen. Hier is er uitzicht op de achterkant van het huis "De Fynebuyck" op het Walplein en op de Walbrug.

 

Behalve een toonzaal voor beelden is er ook een atelier en etalage voor sierjuwelen. Het atelier is gericht naar de vensters van de achtergevel

We eindigen met een avondlijke sfeerbeeld vanuit het koetshuis op de overgang van 2019 naar 2020