erfgoedforumbrugge
Algemene beschrijving van de blekerijen tussen Minnewater en Bakkersreitje
en
De blekerij Banckaert Pierre, Bekemans Jan aan de Arsenaalstraat C11/56, hotel Egmond, faience fabriek Pulinx.

Zie ook op de menu : de "blekerij Banckaert Antoon , hongersnoodmolen en Fraeyhuis" of klik hier om direct op de pagina te komen en
de "blekerij Banckaert Anthone, Leon De Wulf, Minnewatermolens" of
klik hier om direct op de pagina te komen

Dit gebied was al in de 13de eeuw een laagvlakte naast het stuwmeer dat ontstond door het afdammen van de Reie om het waterpeil in de reitjes van de binnenstad te regelen. Verscheiden beken ten zuiden van Brugge vloeiden even ten zuiden van dit meer in de Zuidleie zoals de Reie ten Zuiden genoemd werd. Het stuwmeer wordt al in 1311 als Minnewater vermeld.

De 2de omwalling uit 1297 snijdt een aantal van die beken door. De voornaamste doorsnijding in het zuiden is natuurlijk de Zuidleie (de Reie) die juist voor het snijpunt de Rivierbeek ontvangt. Ten oosten van de Reie snijdt de omwalling het Bakkersreitje door (aanduiding "d" op de kaart van Marcus Gerards uit 1562, zie hieronder ) . Het water van de omwalling en het Minnewater staat op een hoger peil dan het waterpeil in de lage grasvlakte errond. Het betekent dat bij die doorsnijdingen een sas ( ook een speitje genoemd) nodig is om het verschil in waterpeil op te vangen. Zo is er ook het speitje van het Bakkersreitje.(zie kaart 1562 van Marcus Gerards hieronder , aanduiding "c" ). Het hoger waterpeil van het Minnewater wordt opgevangen door het grote sashuis op de Reie (de opvolger van de eerdere stuw) en het zogenaamde sas van Gent (aanduiding "a" ).


Het sas van Gent (is het kleiner sas naast het grote Sashuis om kleine schepen te versassen die zo de binnenreien konden opvaren). Daarnaast bevindt zich de sasmeesterwoning . Dit sas werd in 1842 gedempt. Het bakkersreitje word doorsneden door de Arsenaalstraat "b" (t.h.v. het Bakkersreitje ook Fonteinstraatje en Casteelstraat genoemd). Het gebied tussen het Bakkersreitje en het Minnewater was vochtig grasland. Er lopen 2 grachten vanuit het Minnewater naar de Bakkersrei , die het gebied grosso modo in 3 verdelen. Rond 1580 werden die graslanden ingericht als hovenierslanden en bleekweiden. In de tijd van de blekerijen was er dus plaats voor 3 blekerijen. Elk deel had zijn blekerij. (zie verder)

Door het hoogte verschil van het waterpeil tussen de omwalling en het Bakkersreitje kon er een watermolen ingezet worden op dit reitje , aangduid met "c" . Het is de hongersnoodmolen (ook kasteelmolen genoemd zie webpagina "blekerij Banckaert Antoon, hongersnoodmolen, Fraeyhuis" klik hier om direct op de pagina te komen.

Tussen de gracht aangeduid door "e" en het Minnewater is er ook een waterpeilverschil en moet er zich dan ook een stuw bevinden, die Marcus Gerards hier niet tekent. Later wordt op die gracht een watermolen opgericht : de stadsvolmolen (zie webpagina "blekerij Anthone, Leon De Wulf, minnewatermolens "klik hier)

Waar situeren zich de bleekweiden en waar bevinden zich de blekerswoningen en aanhorigheden? We tonen dit aan de hand van een kadasterkaartje uit 1831.

Links bevindt zich het Minnewater en rechts het Bakkersreitje.

De rode nrs zijn de kadasternrs , dus de nrs van de percelen (hier bij benadering ), de zwarte nrs zijn de Oostenrijkse huisnrs. van de blekerswoningen. De bleekweiden hebben geen huisnr.De Oostenrijkse huisnrs verdwijnen na 1870, De huisnrs varieren nadien zeer dikwijls. l De kadasternrs zijn veel stabieler : bij verkavelingen krijgen ze een indexletterje of cijfertje erbij.

Pierre Banckaert is bleker in 1780 op C11/56,
kadasternr.C954 , bleekweide C955 (later werd C955a afgesplitst) (Later komt Jan Bekemans)

Anthone Banckaert is bleker in 1773 op C11/54
kadasternr. C957 , bleekweide C956)

Antoon Banckaert is bleker rond 1843 op C11/39 , kadasternr. C961, bleekweide kadasternr C962

 

De situatie op dit relatief klein gebied, in vergelijking met het gebied ten zuiden van het het Begijnhof, is niet zo eenvoudig maar heel interessant.

De huidige situatie van de percelen rond de voormalige blekerijen tussen Arsenaalstraat (noorden) , Bakkersreitje (oosten) het hotel Egmond (zuiden) en het Minnewater (westen). De C-nummers zijn de huidige kadastrale nummers, de rode zijn de huidige huis nummers. Het oude stratenplan kan op de huidige situatie gevolgd worden .

Om de historische percelen en huizen te verbinden met de huidige percelen is het gebruik van kadastrale nr. onontbeerlijk, de huisnrs. veranderen voortdurend. Voor de 19de eeuw zijn de Oostenrijkse huisnrs. tamelijk stabiel.

Hieronder: de kadastrale situatie van het latere Minnewaterpark op de kadasterkaart uit 1811 (de oudste officiële kadasterkaart). De latere blekerij van Jan Bekemans heeft Oostenrijks huisnr C11/56) is , en de gekoppelde bleekweiden hebben kadasternrs C954 en C955. Het blekershuis aan de Arsenaalstraat met Oostenrijks huisnr C11/56 heeft het huisnr 41 rond 1870, (huidig nr 57). Tijdens de Franse bezetting (1790-1812) was het nr. 16.

De nrs. zijn op dit plan moeilijk leesbaar (eigen aan dit medium) maar verder zullen we meer in detail verduidelijken. De ligging van de blekerij van Pierre Banckaert (later Jan Bekemans) is op het kaartje aangeduid met cijfer 3

Maar eerst gaan we naar de oudste voor ons bruikbare kaart van Marcus Gerards uit 1562 om de geschiedenis van de blekerij te starten.

We herhalen hieronder het kaartje van Marcus Gerards 1562. Het domein van de blekerij, die we hier bespreken, is op deze kaart aangeduid met cijfer 1. We zien hier een huis in de kromming (d) van het Bakkersreitje: de vermoedelijke ligging van het blekershuis met aanhorige bijgebouwen. Het gebied is begrensd door het Bakkersreitje, de verbindingsgracht (e), het Minnewater en de Arsenaalstraat (b) Dit gedeelte van Arsenaalstraat werd toen Fonteinstraat genoemd naar de Fonteinbrug over het Bakkersreitje daar. Om verwarring met de andere Fonteinstraat aan de Boeveriestraat te vermijden wordt nu de naam "Arsenaalstraat" gebruikt.

Het stadsarsenaal (ook kanonnen magazijn genoemd) was in op het einde van de straat gelegen. "Arsenaal" komt via via van het arabisch "(d)ar = huis" + (al) sana'a (tuig).

Zowel bleekweide als blekershuis bevinden zich binnen dit gebied. In sommige periodes bevinden zich hier ook tuingebieden. De letter a duidt het sashuis aan.

Het huis C11/56 wordt in het kadaster van 1580 vermeld als het huis"Parijs" met een blekerij ernaast.
Het huis is dan voor de helft eigendom de familie Van Ghistele en de andere helft van de weduwe van Willem De Ba(e)ne en erfgenamen o.a. Pieter van Ghistele, weduwnaar van Magdalena De Baene. Na 1601 is er geen spoor meer van de familie De Baene voor dit huis.
(De familie Jean De Baene baten later rond 1800 de blekerij uit aan het Minnewater achter het Begijnhof (C8/78). Rond 1817 neemt Jean Banckaert de Bekerij C8/78 over en horen we niets meer van Jean De Baene.)

De gronden rond het huis en perceel C954 zijn dan nog grotendeels onbebouwd, pas in 1585 werd er aan de westkant van de Bakkersrei langs de Arsenaalstraat een huis gebouwd (C952) en in 1677 is er sprake van 2 huisjes (C952 en C952bis). In 1711 worden dergelijke huisjes vermeld als een partij hovenierspanden met de naam "Parijs". "1711" is ook het jaartal dat vermeld wordt op een van huisjes van de" 8 zaligheden" (zie verder). Wellicht een restant verwijzend naar deze tijd.
Ook het huis C954 wordt af en toe bewoond door hoveniers.

Hieronder kaart F. Janssens uit 1777 .

Nr 1 is de blekerij Bankaert Pierre C11/56 (C954) behorend bij de bleekweide aangeduid op de kaart met met nr 6 . Iin oudere kaarten in de 17de en 18de eeuw is er een gebouw in de kromming van het Bakkersreitje afgebeeld : Wellicht is dit het oorspronkelijke blekershuis met erf C954 (zie verder)
nr 2 is de afvoergracht van de watermolen nr5
nr 3 is de faiience fabriek van Pulinx (C951)
nr 4 is de hongersnoodmolen, (nr. 6 zie later).

 

De Faiencefabriek van Pulinx

Het wedervaren van de Faiencefabriek van Hendrik Pulinx heeft een invloed op de evolutie van bedrijven, ondermeer van de bleker!jen in de omgeving.

Hendrik Pulinx (1698-1781) is een veelzijdig man. Hij is architect ( o.a. van de kerk van het Engels klooster) maar ook als houtsnijkunstenaar voor kerkmeubilair(o.a. de preekstoel in de H.Bloedkapel) en beeldhouwer (het funerair monument van bisschop Van Van Susteren in SintSalvator). Hij waagt zich ook aan de fabricage van porselein en faience, volgens de mode van die tijd.
Hij trouwt in 1721 met Isabelle De Ketele, maar Isabelle sterft kort na het huwelijk in 1722. Hij hertrouwt in 1723 met Maria Joos (1702-1760) Ze krijgen 7 kinderen, waaronder Hendrik Pulinx Junior (1724-1787) die ook architect wordt. Hij, Junior, brengt het tot directeur van openbare werken(vooral waterbouwkundige) en medevennoot in de faience fabriek.

In 1750 richt Hendrik een faiencefabriek op en krijgt daarvoor een octrooi van het toenmalig bewind. Van de stad bekomt hij het vruchtgebruik van enkele gronden met stadsgebouwen langs de Arsenaalstraat aan het Minnewater.
Zie tekening van voor 1811 ("carte figurative") hieronder (bron artikel webpagina Andries Van Den Abeele)

11; De "hypotheke van de gleiersfabriek"

12. De gracht die het water van de watermolen afleidt richting de Fonteinstraat (later de Arsenaalstraat) wellicht ten behoeve van de blekerij .

13. De Blekeij Pierre Banckaert (niet op de tekening)

14. De Fonteinstraat

1. bovenaan: het Minnewater (het noorden is links)

2.In het zuiden de watervolmolen van de stad met links ervan de blekerij van Anthone Banckaert (niet op de tekening)

3. De 2 huisjes voor gebruik door Pulinx.

4."logie" voor het brandhout voor de "gleiersfabriek"

5. een open plaats voor het stapelen van de kasseien voor de stad en andere materialen

6.de "erve en huizinge"van de toenmalige sasmeester Coutteau

7: de gracht van de watermolen naar het Bakkersreitje

8.het terrein dat de"jardin" wordt genoemd.

9. calsyde weg ( de latere "8 zaligheden" straat) met

10. de toegangspoort naar de Fonteinstraat

 

 

Het een en ander kunnen we volgen op het getekend kaartje hieronder met de gevels langs de Arsenaalstraat uit de 2de helft van de 18de eeuw :
rechts boven is he Minnewater ( het noorden is onder)
Van rechts naar links op het kaartje: het grote sas dan de aanleg steiger voor de barge en de loskaai voor o.a. de kasseien.
dan hebben we het sas van Gent overwelfd met een huis, vervolgens het huis van de Sasmeester, links daarvan het stadsarsenaal, de poort links van het stadsarsenaal leidt via de landweg naar de watermolen en de stadsvolderij en de blekerij van Anthone Banckaert. Tenslotte hebben we de stads timmerwerkplaats ( bemerk dat de gevel geen deur of vensters heeft). Het is dat perceel dat de stad samen met het magazijn ter beschikking van Pulinx stelt.

Pulinx blijft de fabriek leiden tot 1763. Aanvankelijk succes leidt tot de oprichting van een vennootschap met vader en zoon Pulinx en schoonzoon Alexander Emmery, die getrouwd is met Joanna Pulinx. Pulinx kocht voor zichzelf in 1751 een stuk grond aan de overkant van de Arsenaalstraat met kadasrternr. C949. In 1760 koopt hij ook het ernaast gelegen heester en erve, "Den Appelboom" genaamd. Hij laat van de 2 huizen een comfortabele herenhuis bouwen.

Maar mettertijd komen er zware financiële problemen die leiden tot het uit elkaar vallen van de vennootschap in 1763. Pieter De Brauwer (1731-1802) neemt de fabriek over; Pieter trouwt in 1756 met Marie-Thérèse Plasschaert (1732-1766). Ahoewel Pieter bijna 40 jaar het bedrijf leidde moet ook hij door gebrek aan financiële discipline en de mindere omzet de duimen leggen .

De zaak wordt opgekocht door Jean Lambert wat uiteindelijk in 1814 leidt tot de openbare verkoop van het magazijn en fabriek (beide alleen het vruchtgebruik , de stad blijft eigenaar) en alle benodigdheden voor de fabricage. Ook de woning aan de overkant wordt mee verkocht. Kortom de fabricage wordt gestopt maar wellicht kon de handel nog wel doorgaan. Er is weinig belangstelling en pas iin 1817 is de verkoop rond.

De koper in 1817 is De Craene, eigenlijk zijn kinderen. Hij is niet van plan de faiencezaak terug op poten te zetten maar hij is enkel geinteresseerd om zoveel mogelijk geld te maken van wat nog rest. De grond van de fabriek en het magazijn kunnen niet verkocht worden, want die zijn nog altijd stadsgrond. De verkoop bestaat vooral uit het woonhuis met erf aan de overkant en het materiaal van de afbraak van de fabriek . De Craene laat wel rond 1822 4 huisjes (C951, C952, C952bis en C953) bouwen op het terrein van de voormalige stadsschrîjnwerkerij, die voor de faiencefabriek lag langs de Arsenaalstraat en geintegreerd werd in de fabriek. In 1818 stopt alle activiteit van de faiencefabriek.

De woning C949 komen aan de kinderen De Craene toe. Op het domein laat vader De Craene rond 1820 10 huisjes bouwen, 7 op de Wijngaardplaats en 3 in de Arsenaalstraat naast de voormalige woning van Pulinx.

De opkomst en de teloorgang van de faience fabriek bracht een versnippering van de buurt met zich mee. De eerste kadasterkaart uit 1811-1831 (zie hieronder) kan ons wat meer concrete informatie geven over die evolutie.

nr 1 is het grote sas met sashuis en het Minnewater nr 16.

nr 2 slaat op het kleine sas (ook sas van Gent genoemd) en het "binnenwater". Het sas van Gent dient voor het versassen van kleine schepen om de binnenstad te beleveren. In 1811 en volgend is de doorvaart in het sas van Gent gehalveerd. Het waterreservoir van het sas bevindt zich waar nu het Maurits Sabbe-parkje is.

nr 12 is een huis met erf (C950) naast het kleine sas dat bewoond wordt door de sasmeester.
nr 5 is het stadsarsenaal (het "canonnenmagazijn") met erf nr 14 (C950 bis),
nr 13 (ook C950bis) is een open terrein waar de stad kasseien en dergelijke opslaat .

nr 9 en het ver lengde nr 9' is een landweg (de latere Minnewaterstraat, C957) die komt van de blekerij Anthone Banckaert (C957)en langs de volderij met de stadsvolmolen uitgeeft via een poort op de Fonteinstraat (de huidige Arsenaalstraat).

nr 4 aan de overkant van de Arsenaalstraat is het woonhuis (dubbelhuis) van Henri Pulinx. Het terrein langs de wijngaartplaats (aanvankelijk nog onbebouwd) liep door tot en met het eerste huis dat van de Wijngaardplaats tot het Bakkersreitje doorloopt (huis "Het Vliegend hert" nr 4'). De 7 huisjes tussen "het Vliegend hert" (nr 4'') en de 3 huisjes (nr4''') op de hoek van de Arsenaalstraat worden later rond 1820 gebouwd door Johannes De Craene.

nr 3 en nr 3bis zijn de percelen die de stad ter beschikking stelde aan Pulinx. Nr 3 is het verwaarloosde atelier en magazijn van de stadstimmerlui langs de zuidkant aan de Arsenaalstraat (C951) en erf (C951). Tot dat perceel, aanvankelijk nog onbebouwd, behoren ook het terrein van de huisjes (aanduidingsnr. 15 ) die later gebouwd worden door De Craene langs de Arsenaalstraat . Pulinx kon die percelen gebruiken voor de oprichting van zijn faïencefabriek tot op de lijn van de zuidzijde van de houtstapelplaats nr 3 bis aan het Minnewater, de "panneloge" genaamd (ook het magazijn). Het pand 3bis zelf kon hij ook gebruiken. Het is een loods met pannen bedekt op enige afstand van de fabriek (brandgevaar). Het hout dient voor de calcineeroven en stookketel van de fabriek, gelegen aan de oever van het Minnewater. Ook porseleinaarde en andere materialen en tuig worden bewaard in dat magazijn. Dit magazijn kan bevoorraad door schepen via het Minnenwater (het middendeel van de Minnewaterbrug kan in die tijd immers geopend worden).

nr 6 is de blekerij Banckaert Pierre langs de Arsenaalstraat van de latere bleker Jan Bekemans (C11/56) (zie verder)
nr 7 is het Bakkersreitje
nr 8 is de afvoergracht van de watermolen in de richting naar de Arsenaalstraat, die later gedempt wordt aangezien de bedrijvigheid van de stedelijke volwatermolen gestopt werd rond 1800 , zo ontstaat een uitbreiding van de bleekweide C954 (zie verder in detail).
nr10 is het erf C952 van de faience fabriek (C951)
nr 11 is het erf (C955) van de blekerij langs de Arsenaalstraat (C954).

De bleker Banckaert Anthone (van de blekerij langs het Minnewater) weet in die tijd het magazijn 3bis te kopen en ook de tussen liggende percelen, ten zuiden van het mgazijn 3bis langs het Minnewater (de "jardin" genaamd). Wanneer de gepachte blekerij en de bleekweide in zijn volle bezit gekomen zijn, is ons niet bekend. In de koopakte van 1858 van Eugene Felix de Wulf met de nakomelingen van Anthone wordt hij als eigenaar betiteld. Aangezien Anthone in 1819 gestorven is moet de aankoop voor 1819 hebben plaatsgevonden (om op de webpagina van de beschrijving van de blekerij van Banckaert Anthone te komen klik hier)

 

Wanneer Eugene De Wulf in 1860 (zie verder) een nieuw magazijn wil bouwen op dezelfde plaats als het bestaande magazijn wordt van het bestaande magazijn een plan gemaakt. (zie hiernaast)

 

Bemerk op de foto hieronder van het magazijn als onderdeel van de bloemmolenfabriek van Leon De Wulf rond 1900. Midden rechts naast de schoorsteen ziet u het magazijn en deel van de fabriek, gebouwd in 1860 en in 1868 uitgebreid.

Een foto van de het magazijn en fabriek rond diezelfde tijd

Het ganse terrein van Anthone Banckaert inclusief het magazijn valt nu onder het kadasternr. C957. Anthone koopt ook het terrein van de stadsvolmolen die rond 1800 stopte. Die werd gesloopt en de gracht ernaar toe ten dele werd gedempt en overwelfd.

Hieronder ziet u een kadasterkaartje uit 1854 waarbij de panden aangeduid zijn zoals ze beschreven zijn in de veilingsakte uit 1858, ter gelegenheid van de verkoop door de nakomelingen Banckaert van de blekerij aan de familie De Wulf. (om op de webpagina van de beschrijving van de blekerij van Banckaert Anthone te komen klik hier)

De "acht zaligheden" zoals de reeks van 8 rijhuisjes genoemd werden door Pierre Banckaert tussen 1835 en 1854 gebouwd (kadasternrs C955, 1° tem C955,8°). Nu wordt de straat gewoon Minnewater (straat) genoemd. Bemerk ook dat de 4 huisjes gebouwd door De Craene , het arsenaal en het het huis van de sasmeester nog aanwezig zijn.



de blekerij van de latere bleker Jan Bekemans (C11/56, C954)

Het huis C11/56 wordt in kadaster van 1580 vermeld als het huis"Parijs" met een blekerij ernaast.
Het huis is dan voor de helft eigendom de familie Van Ghistele en de andere helft van de weduwe van Willem De Ba(e)ne en erfgenamen. Pieter van Ghistele is wewuwnaar van Marij Van Dycke en daarvoor van Magdalena De Baene. Na 1601 is er geen spoor meer te bekennen van de familie De Baene voor dit huis.
(De familie Jean De Baene baten later rond 1800 de blekerij uit aan het Minnewaterwater achter het Begijnhof (C8/78). Rond 1817 neemt Jean Banckaert de Bekerij C8/78 over en horen we niets meer van Jean De Baene. zie de blekerij Saison Charles en het Koegat of klik hier om direct op de pagina te komen)

De percelen rond het huis C954 zijn dan nog grotendeels onbebouwd, pas in 1585 werd er een huis gebouwd (C952) en in 1677 is er sprake van 2 huisjes (C952 en C952bis).
In 1601 worden langs dezelfde kant van de Arsenaalstraat maar aan de andere kant van het Bakkersreitje 7 huisjes gevoegd bij het huis C954 (volgens de oude OLV sestendeel OLV 0832 tem OLV 0838); het huis C954 had het nr OLV 0839. In 1711 worden die huisjes rondom huis C954 vermeld als een partij hovenierspanden met de naam "Parijs". Ook het huis C954 zelf wordt af en toe bewoond door hoveniers.

Hieronder de percelen in detail die direct betrokken zijn bij de blekerij nr C11/56. De doorstreepte panden en grenslijnen duiden op een toestand van voor 1811.

Het dempen van de watermolengracht en het slopen van de Faiencefabriek nr C11/55, kadasternr C951 maakt het mogelijk om het huis met nr. C11/56 en kadasternr C954 uit te breiden met het huis kadasternr. C953 om samen C954 te vormen. Het erf en de bleekweide C954 en C955 worden samengevoegd met het vrijgekomen gebied van de faiencefabriek en met het terrein van de gedempte gracht tot een gezamenlijke terrein met het kadasternr C955.

 

 

Zo krijgen we de nieuwe situatie zoals in het kadasterkaartje in 1831.

De rode getallen zijn de kadasternrs. de zwarte zijn de Oostenrijkse huisnrs.

Vóór 1830 werd C11/56 vaak bewoond door hoveniers o.a. J. Huenninck en Frans Feyts. We vinden er ook een molenaar Jan verhaeghe (°1746 +1814) te verklaren door de tot omstreeks 1800 nog aanwezige stadsvolmolen aan het Minnewater.

Met de komst van bleker Pierre Banckaert (°1780-+1859) in 1810 wordt er weer aangeknoopt met het bleken. Hij trouwt met Jeanne Warnier (°1786- ) die uit een hoveniersfamilie komt. Maar hij verlaat de blekerij al in 1813 om te verhuizen naar de blekerij achter het Begijnhof C8/77 Begijnhof nr 13 (zie blekerij Saison Charles en het Koegat of klik hier om direct op de webpagina te komen).

Nadien komt de familie Duysburgh die een wever en een schrijver in haar rangen heeft.
Zij worden in 1857 opnieuw opgevolgd door een bleker Carolus Verstraete (°1828) die getrouwd is met Joanna Maes (°1820). Joanna Maes is strijkster. Johannes Lescrauwaet (°1811), die een wastebleekeris , woont bij hen in . Carolus sterft in 1877, Joanna Maes baat de blekerij verder uit tot 1881. Zij sterft in 1885.

In 1855 dient juffrouw Banckaert een bouwvergunning in voor de bouw van C11/55. Daaruit blijkt dat de juffrouw in 1855 ook eigenares is van huis naast het blekershuis C11/56.

In 1882 vraagt juffrouw Banckaert om de 4 huisjes nr 41-43-45-47 te verhogen met een verdieping. Het huis nr 41 is de blekerij en de andere huisjes vormen een aaneengesloten rij naar het westen. Ze woont dan in de Katelijnestraat (of -vest?) Ze is dan volgens de bouwaanvraag de eigenares van de huisjes. Of ze de blekerij dan zelf uitbaat is niet duidelijk. zie hieronder het plan van de bestaande toestand.

In 1885 vraagt Juffrouw Banckaert een verbouwing van een achterhuis van het huis van de blekerij Arsenaalstraat 41.

Kort na 1895 koopt Jan Bekemans de blekerij Arsenaalstraat 41.

Jan Bekemans (°1857 - +1937) trouwt met Euphrasie Van Hallemeersch (°1868-1944) in 1895, zij is dan strijkster.

In 1897 rijdt een werknemer zich klem toen hij het Begijnhof binnenreed met zijn driewielkar waarmee hij steengruis vervoerde, die hij geladen had in de blekerij van Jan Bekemans. Het is een aanduiding dat Jan toen al de blekerij zelf bezette

In 1911 sloopt hij het oude washuis om er een nieuwe te bouwen als aanbouw aan de blekerij nr 41. Hieronder gevel en grondplan.

In 1920 vraagt hij een uitbreding van de wasserij met een stoomketel en schoorsteen

 

Alhoewel het plan goedgekeurd werd , werd het toch niet uitgevoerd. Wellicht is dit te verklaren door wat in de volgende jaren zal gebeuren.

 

 

 

Het plan van de uitbreiding moet ook voorgelegd worden aan de dienst die de waterhuishouding van de reitjes in het oog houdt. daardoor hebben we een plannetje van waar het ketelhuis zou gekomen zijn.

Maar enkele jaren later ziet Jan het niet meer zitten.

Hij krijgt de blekerij niet rendabel en besluit in 1923 het bedrijf te stoppen. Het materiaal en toebehoorten van de blekerij worden verkocht in een openbare vekoping.

einde blekerij van Jan

We willen dit hoofdstuk niet afsluiten zonder een foto opname uit begin 20ste eeuw te bespreken van de achterkant van de blekerij van Jan Bekemans(Beeldbank Brugge). We zien op de achtergrond de drie klassieke Brugse torens. De foto is genomen vanaf de Katelijnevest met het zicht naar het noorden.

Onder de Sint-Salvatorskerk op de foto ligt de voormalige wezenschool van de zusters van Sint-Vincentius a Paulo op de Wijngaardplaats. Het witte gebouw in het midden is een gebouw langs de Arsenaalstraat dat de zusters in 1900 huurden als beroepsschool van de voormalige Bogardenschool. (zie Wijngaardplaats, Wezenschool Sint-Vincentius a Paulo, bouwgeschiedenis tot 1900 of klik hier om direct op de pagina te komen.)

Onder de wezenschool op de foto ligt de blekerij van Jan Bekemans (witte gevel waar her Bakkersreitje de Arsenaalstraaat bereikt.).
Midden links bevindt zich het verlengde van het huis (witte gevel en wasgoed op de grond) dat geïntegreerd wordt in het later Egmond hotel .
Op de achtergrond links een doorkijk naar het Begijnhof.
Midden onder op de voorgrond van de oude foto bevinden zich de bleekweiden en de bocht van het Bakkersreitje (te volgen met oever begroeiing) , ernaast in de Arsenaalstraat is de toegang tot het huidig Minnewaterpark. Het Bakkersreitje maakt naar de Arsenaalstraat toe een bocht waar de Fonteinbrug onder de Arsenaalstraat met het typische restaurantje ligt. Aan de west kant van het bakkersreitje liggen de voormalige huisjes C11/56 en 55 (op de foto onder he wezen Arsenaalhuis)

Op de luchtfoto it 2019 hieronder zie je meer in detail de huisjes C11/56 en C11/55 (de huisjes met de witte achtergevel). C11/55 zijn de huisjes die Juffrouw Banckaert liet verhogen in 1885. Merk ook onderaan het Egmond hotel op.

Het Egmond hotel

De teloorgang van de blekerij geeft de gelegenheid aan Ludovic (Louis) Fraeys de Veubeke om de blekerij van Jan Bekemans te kopen. Ludovic heeft al in 1913 het terrein van de blekerij Banckaert Antoon in de buurt opgekocht en er het Fraeyhuis op bouwde
(Zie blekerij Banckaert Antoon, hongersnoodmolen , Fraeyhuis of klik hier om direct op de pagina te komen).

In 1929 dient hij een bouwaanvraag in om de bestaande gebouwen van de blekerij Jan Bekemans om te bouwen en te vergroten.

 

De titel van de plannen bij de bouw vermeldt dat het gaat om een vergroting van een bestaand gebouw gelegen op het privaat eigendom van Fraeys de Veubeke. dat deel deel uitmaakt van de site van het Fraeyhuis. Fraeys moet blijkbaar na he faillissement van Jan Bekemans het terrein hebben opgekocht en toegoegd aan het terrein van het Fraeyhuis.

 

De foto hierboven toont het plan van de voorgevel van het vergrote huis. De architect is Theo Raison , die ook het Fraeyhuis bouwde. Hij is in Brugge bekend om zijn zeer gedetailleerde neo- barokke gebouwen.

Merk daarbij op het jaartal 1636 op de linkergevel . Dat zou moeten verwijzen naar de blekerij van toen. Dat klopt niet. Hiernnaast zien we de bestaande toestand volgens het bouwplan in 1929. Het is het huis dat we op de foto hoger al zagen en dat dwars staat op de Minnewaterstraat in het verlengde van het laatste huis C54/2 (kadaster nr C955i) huidig nr 13

De wens van Ludovic Fraeys is om op die plaats een groots huis te bouwen wat in de plannen euphemistisch een "vergroting van het bestaande gebouw" wordt genoemd. Het jaartal 1636 klopt niet want in de in de 19de eeuw is er op de kadasterplannen niets te merken van een pand op die plaats. Wat wel zou kunnen is dat de Ludovic of de architect zich heeft gebaseerd op de het plan van Marcus Gerards waar er wel een blekershuis in die stijl is getekend.

Het grondplan hieronder laat zien welk deel van het pand teruggaat naar het oud gedeelte (in het zwart getekend) en welkdeel de vergroting uitmaakt (in het rood getekend).

Hieronder nog enkele schetsen :

 

 

 

Voor wie het huis bestemd is weten we niet. In een brief aan de stad vraagt Tony Begerem in 1935 een verandering aan van de bouwplannen . Hij laat uitschijnen dat het project tot dan nog niet uitgevoerd is en dat hij pachter is geworden ten gevolge van een cijnspacht van de grond. Hij vraagt dat de stad de vergunning tot verbouwen zou willen toestaan met wijziging van de naam.

Begerem Tony geeft hetzelfde adres op als Ludovicus Fraeys. Tony is wellicht familie van de vrouw van Ludovicus : Elisabeth Begerem. Het huis is dus waarschijnlijk voor hem bestemd.

Na de dood van Ludovicus Fraeys is het gebouw herbestemd als hotel. In 1984 wordt voor de ombouw van woonst naar hotel een bouwaanvraag ingediend met behulp van een duitse architect Von Soden. Hieronder de toestand in 1984 ter gelegenheid van de vergunning van de ombouw van een woonst tot een hotel (merk op dat het jaartal 1636 verdwenen is). De bouwheer is diplom ingenieur Alfred Von Soden uit Neufrauenhofen, Duitsland met medewerking van de heer De Wispelaere van de groep Planning.

In 1986 vraagt hij een uitbreiding van 4 kamers om het hotel rendabel te houden. De aanvraag werd aanvankelijk geweigerd op basis van de bestemmingen van de percelen in het bestemmingsplan 1970. Een compromis wordt uitgewerkt dat onder meer een aanpassing behelst van het BPA en waarbij de stad een stuk groen achter het hotel verkoopt aan Alfred Von Soden zodat de uitbreiding kon gebeuren aan de achterkant. Wel mocht maar 30% bebouwd worden conform het het bestemmingsplan. Merk op dat Von Soden blijkbaar de eigenaar is.

Hieronder een van de plannen van het bestemmingsplan van 1970, waarin het hotel Egmond ligt.



wonen

horeca

socio-cultureel

waardevolpand




privégroen 0%

privégroen30%

openbaargroen

gesubsidieerd opnbaar groen

water

voetgangers

fietsers

 

Het kaartje hieronder toont de ligging van het betrokken stuk achter het hotel.
De plannen hebben een 3 tal jaar geduurd (1986 - 1989) vooraleer alles rond was.

Hieronder de huidige toestand van het hotel.