erfgoedforumbrugge
De groene meersen en de blekerijen van Sint-Juliaan en Sint-Jan rond het
Capucienenreitje door de aanleg van de spoorwegen weggedrukt
Beschrijving van het gebied tussen het Capucienenreitje en de Boeveriestraat

Deze blekerijen waren gelegen in het meersengebied tussen het Capucienenreitje, het zuiden van het Zand, de Boeveriestraat en de Begijnenvest. De voornaamste betrokken blekerijen zijn die van Van Hollebeke met Oostenrijks huisnr. C6/51, Van Belle C6/52, Van Hollebeke C6/22, Deruddere Pierre C6/23 en Adriaen De Graeve C5/56.
Hieronder een detail van de kadasterkaart van 1831, rond het Capucienenreitje om de blekerijen te situeren. De letters in de tekst verwijzen naar de letters op de kadasterkaart

 

D. gebied tussen het zuidelijk deel
van de Boeveriestraat in het westen , de Begijnenvest in het zuiden ,
de Sint-Juliaansstadsgracht (y) in het noorden en in het oosten door het Capucijnenreitje
(x).
Het is eigendom van het Sint-Julianus passantenhuis (het latere dulhuus) sinds 1290. In het westen bevindt
zich het passantenhuis (b) gelegen
aan de Boeveriestraat. In het
oostelijk deel van dit gebied ligt een moerassig gebied waar zich de blekerijen van Sint-Julianus situeren.

We kunnen 4 hoofdgebieden van de blekerijen onderscheiden :
A. gebied tussen Westmeers en het Capucienenreitje (x): dit gebied wordt in een aparte webpagina behandeld. "blekerijen tussen Westmeers en Capucienenreitje" klik hier Dit gebied is slechts zijdelings beïnvloed door de aanleg van de spoorlijnen

B. gebied tussen Capucienenreitje (x)en de Sint-Juliaansstadsgracht ( y). Het gebied is eigendom van het Sint-Janshospitaal sinds 1198. Met de Sint-Juliaansstadsgracht bedoelen we hier de gracht die in een boog loopt vanaf het begin aan het Capucienenreitje ter hoogte van het Eiland helemaal naar de Gloribusstraat. De Sint-Juliaansstadsgracht is de grens tussen het gebied van Sint-Jan en van Sint-juliaan. Het noordelijk deel palend aan het Zand (h) is ingericht als raamland.

De ramen dienen om het laken (wolweefsels) op te spannen zodat het gereinigd kan worden met water en eventueel klei) , dan gedroogd en gekaard om het laken op te ruwen en dan te scheren om alle knoopsels en losse eindjes te verwijderen. Voor de hoogste kwaliteit worden de lakens langs beide kanten geschoren. een dergelijk laken wordt "scharlaken" genoemd (volksetymologie is eigenlijk afgeleid uit ouder scarlaet uit perzisch sakirlat). De ambacht van de "droogscheerders" was toen een machtige ambacht.

In 1618 verkoopt het Sint-Jan een deel van dit noordelijk deel , aangeduid met (a) aan de paters Capucijnen, palend aan het Zand, (k). Het overblijvend noordelijk deel wordt als raamland behouden, (h). Het grasland gebruikt het Sint-Janshospitaal om koeien en ander vee te laten grazen, wat soms aanleiding geeft tot wrijvingen met de blekers.

C. gebied tussen de Sint-Juliaansstadsgracht, (y) en de Boeveriestraat (z). Het passantenhuis op het einde van de Boeveriestraat werd opgericht in 1290 door de Filles de Dieu uit Atrecht. In 1305 worden ze verenigd met de gildebroeders van Sint-Juliaans. De oostkant van de Boeveriestraat wordt naar her Zand toe verder verkaveld onder andere voor het oprichten van godshuizen. Het grootste deel wordt in 1623 ingenomen door de zusters Benedictinessen van Sint-Godelieve, (g), die uit hun klooster in Gistel gevlucht zijn wegens de aanvallen van de geuzen in die tijd. Ze worden bij de oprichting van hun nieuw klooster geholpen door de abt Vanden Zijpe van het Benedictijnerklooster in Sint-Andries. De Benedictijnen hebben hun refugehuis in de Boeveriestraat schuin tegenover het nieuwe klooster van de Benedictinessen. Er zijn geen blekerijen op het terrein van de benedictinessen dat begrensd is in het oosten door de Sint-Juliaansstadsgracht.

 

Er vestigen zich 8 blekerijen in die lage en vochtige gebieden. Hieronder de gegevens van die 8. (de benaming slaat op een gekende bleker in de 19de eeuw, maar is uiteraard niet een bleker die de ganse periode op die blekerij woonde of werkte . De bleker is meestal ook niet de eigenaar van de blekerij. De blekerijen zijn op de kaart aangeduid met een cijfer)

7. De blekerij C5/?? (huisnr en naam van de bleker onbekend , wellicht toegankelijk via de Raamstraat(nu Gloribusstraat)
kadasternr. C1451 en 1451bis woonst; C1452 bleekweide (Sint -Jan, ten oosten van de Juliaansgracht).
Het is in deze blekerij dat de overgrote deel van spoorbedding zal lopen

8. De blekerij C5/??, bleker onbekend
kadasternr. C1614 woonst en bleekweide (Sint-Juliaansgasthuis)

8bis: De blekerij C5/??, bleker onbekend, mogelijks Pierre Hoorenbeke die gehuwd is met Jeanne Demeester , hij woont in C5/48. woonst en bleekweide kadasternr. 1622 (Sint-Juliaaansgasthuis). Het is mogelijk dat het Sint-Juliaansgasthuis de blekerijen zelf uitbaat


1. de blekerij van Sevenant Westmeers C6/40 nr 100 (ook ouder nummering nr 94, 96, 108 komt voor)
kadaster nr.C1570 en C1571(woonst), C1572 en C1573 (bleekweide)
(behoort tot het gebied A)

2. de blekerij van Pierre Deruddere C6/23
kadasternr. C1454 (woonst), C1454bis (looghuis), C1453 (bleekweide) (eigendom Sint-Janshospitaal)

2 (bis). de blekerij:kadasternr. C1455 (woonst), C1455a (bleekweide) (Sint-Janshospitaal)

3. de blekerij van Pierre Samijn C6/22
kadasternr. C1456 (woonst), C1457 bleekweide

4. de blekerij van Jan Van Hollebeke, C6/51 kadasternr. C1611 (woonst), C1610 bleekweide

4(bis) de blekerij van François Van Belle C6/52 kadasternr. C1612 (woonst),
C1612 bis looghuis, C1613 bleekweide.

(beide nrs 4 worden de Sint-Jans blekerij genoemd maar rond 1545 zijn ze wel verworven door Sint-Juliaansgasthuis)

5. De blekerij Adriaen De Graeve, C5/56,
kadasternr. C1627 (woonst), C1626 bleekweide , C1627bis(looghuis), (Sint-Juliaansgasthuis)

6. De blekerij van het Eiland. C6/53 kadasternr. C1606 (geen blekerij meer na 1790). Wordt ook behandeld in het gebied A.
(vervolg zie hiernaast)

 

 

Merkwaardige herkenningspunten (aangduid met een letter)

a. Capucijnenklooster
b. Sint-Juliaansgasthuis C1623, C1624, C1625
c. de windmolen "de sapeur" C1629
d. de windmolen "de wijngaard" of de kattegatmolen C1609
e. de watermolen "Vanderhofstadt"
f. werkmansbeluik Piessens
g. Sint-Godelieve abdij, benedictinessen
h. raamland, eigendom van Sint-Janshospitaal
h.bis. Raamstraat: toegang naar het raamland (nu Gloriebusstraat) met de godshuisjes.

De evolutie van dit gebied ten zuiden van het zand met de vele bleekweiden wordt totaal vertekend door de oprichting van het station en spoorwegen dwars door de stad en daarna door het weer afbouwen van dat spoorwegstelsel. Het heeft een onomkeerbare splitsing en litteken veroorzaakt in het tot dan toe grotendeels gave beeld van de stad. Geen oorlog kon het zo schaden.

We geven hieronder de evolutie vanaf het einde van de 15de eeuw tot 1950.
( De kwaliteit van de afbeeldingen is niet optimaal. Het is echter de bedoeling om een globaal beeld te geven. Voor de ligging van de blekerijen en merkwaardige herkenningspunten verwijzen we naar de 2 kaarten hier boven) .

Het kadasterkaartje hieronder uit 1854 ( Popp)(met het westen bovenaan) geeft door zijn kwaliteit een goed beeld van de toestand in 1854 als aanknopingspunt voor de minder duidelijk kaartjes voor en na Popp 1854/1865).

Bovenaan ligt de Boeveriestraat met links het Sint-Juliaansgasthuis, boven in het midden het Sint-Godelieveklooster en dan rechts de Gloriebusstraat en het Capucienenklooster die beide door de spoorweg afgesneden worden. In de diagonaal valt de rechte lijn op van de spoorweg naar Gent ingehuldigd in 1838 met rechts het eerste station op het Zand. De aftakking naar Kortrijk werd gestart in 1846 tot Tielt en in 1847 doorgetrokken naar Kortrijk. Onderaan ligt de Westmeers met daarboven het Capucienenreitje. Het Sint-Juliaansgasthuis werd tussen 1837 en 1854 verder uitgebouwd tot tegen de spoorweg.

In het midden onderaan is te zien hoe de blekerijen van Sint-Jan enigzins standhouden terwijl die van het Sint-Juliaansgasthuis van de kaart zijn geveegd. De kromming van de Sint-Juliaansstadsgracht is nog te herkennen maar nu doorsneden door de spoorweg naar Kortrijk. Tussen de Juliaansgracht en de spoorweg ligt het magazijn van de spoormaatschappij. (Het lijkt erop dat het magazijn gebouwd is in de blekerij of op de plaats ervan. In de spie tussen de spoorweg naar Gent en die naar Kortijk bevinden zich de remise van de locomotieven en het atelier.

De 2 molens links aan de Begijnenvest: de Sapeur en de Wijngaard zijn er nog alsook de watermolen aan het Speitje. De passerelle over de spoorweg bij de watermolen is nog niet te zien op dit kaartje)
(zie verder)

Alle kaartjes hieronder hebben de orientatie van het Zand bovenaan (noord), links de Boeveriestraat (west), de Begijnenvest (zuid) en rechts de Westmeers (oost)

de geschilderde kaart op het einde
van de 15de eeuw

(niet geheel nauwkeurig maar ze geeft
toch een beeld weer bijv. de Sint-Juliaansstadsgracht die eindigt in een
vijver ten westen van het latere Capucijnenklooster op het Zand
(sinds 1618). De kromme Sint-Juliaansstadsgracht ligt ongeveer
in het verlengde van de
verbindingsgracht die de
Capucienenrei met de Reie
aan het Begijnhof verbindt.
De Capucienerei loopt van
links onder naar rechts boven.
Bemerk ook helemaal onderaan
de 2 poertorens

 

de kaart van Jacob Deventer uit 1560

deze kaart is enkele jaren voor de kaart van Marcus Gerards getekend. We zien al de 3 delen van de bleekweiden ten zuiden van het Zand zich vormen. Er is 1 molen aanwezig in het gedeelte dat eigendom is van Sin--Jan (de wijngaardmolen nog vóór 1560 opgericht). De Eilandstraat loopt door over het Capucienenreitje naar de Begijnenvest. De Raamstraat (nu Gloriebusstraat) draait af naar het Zand. Er is nog een straatje dat verbinding maakt tussen het Zand en de raamweide van Sin-Jan rond een niet geidentificeerd gebouw op het Zand. Er is nog geen sprake van het Capucijnenklooster. Het Sint-Juliaansgasthuis bevindt zich onder links met kapel. Er zijn al 3 blekerijen te zien. Op het eiland staat een gebouw dat vermoedelijk de blekerij is waarvan sprake is in 1580 volgens de huizenbeschrijvingop de website van de stad brugge.

 

   
   

de kaart van Marcus Gerards uit 1562.

Gerards heeft hier moeilijkheden met zijn orientatie. Het Zand staat hier haaks op het Capucienenreitje. De Sint-Juliaansstadsgracht is moeilijk te herkennen want haaks getekend op het Capucienenreitje en haaks draaiend naar de Raamstraat (Gloriebusstraat). (vergelijk met de andere kaarten ). De Eilandstraat loopt door over het Capucienenreitje naar de begijnenvest.

 

kaart van Senefelder 1828.

De Capucijnen hebben zich in 1618 gevestigd in het noordelijk gedeelte van de bleekweide van Sint-Jan. De Benedictinessen van Sint-Godelieve hebben zich gevestigd in het huis "Fontaineken" in 1623.
De meeste blekershuizen zijn nu alle aanwezig maar die langs de Westmeers zijn niet getekend. De blekerij langs de kromme Sint-Juliaansgracht is nu ook aangeduid maar we kunnen niet achterhale wie de bleker is. Het noordelijke deel van het Sint-Jans gebied is nu duidelijk als een raamland getekend. De Raamstraat (Gloribusstraat) loopt nu door tot de Capucienenrei om er dan langs te lopen naar het Zuiden toe. De Sapeur molen (opgericht in 1807 op een oude bastion ) is nu ook aanwezig.

 

kadasterkaart 1835,

De Molen "de Sapeur" (C1629) is duidelijk aanwezig. Frans Wybo kreeg de vergunning van de stad om op de vrijgekomen bastion (het Sint-Juliaansbollewerk genoemd) een molen te bouwen tegen de zin van het Juliaansgasthuis. Er werd een pachtovereenkomst getekend voor 50 jaar. De Sapeurmolen werd in 1807 gebouwd maar in 1857 wordt de erfpacht niet verlengd. Er is onenigheid tussen de toenmalige eigenaar Van Caillie tot tenslotte de stad beslist om de molen te onteigenen. Ze wordt in 1864 afgebroken.

Ook de Wijngaardmolen (C1609) die zeer dicht tegen de spoorwegbedding gelegen is moet eraan geloven. In 1866 besluit de spoorwegmaatschappij de spoorweg te verbreden voor het oprichten van het goederenstation (1867)en de erfgenamen van de eigenaar Louis Delescluze-Van Troostenberghe moesten de molen en grond verkopen aan de stad. Nog in 1866 wordt de molen afgebroken.

Het Capucijnenklooster is nog niet afgebroken. De blekerijen zijn nog alle aanwezig. In grote lijnen komt deze kaart nog overeen met de kaart uit 1828.

kaart Bouchez-Gecele 1870

Sinds de kadasterkaart Popp (1854 zie hoger) valt direct op dat het aantal sporen sterk vermeerderd zijn . Dit komt door de aanleg van de spoorweg naar Kortrijk in 1848 en de uitbreiding van het goederenverkeer (1867, zie het goederenstation rechts van de spoorlijnen ). Het klooster van de Capucijnen op het Zand is nu helemaal verdwenen

Daarbij zijn alle blekerijen in het gebied tussen de Boeveriestraat en het Capucienenreitje verdwenen. De blekerij ten oosten van het Capucienenreitje (de latere Van Sevenant blekerij) heeft niet geleden onder het uitbreidingsgeweld van de spoorwegen. Dat is te zien aan de witte vlek in het gebied tusen Westmeers en Capucienenreitje. Het Eiland en de Begijnenvest zijn nu afgesneden van de doorgang naar he westen. De kromming van de Sint-Juliaansstadsgracht is nog gedeeltelijk herkenbaar. De watermolen van het speitje is nog aanwezig..

kadasterkaart 1889.

Deze kaart is moeilijk leesbaar. Men ziet nog altijd de kromming van de Sint-Juliaansstadsgracht die nu wel deels wordt gedempt. De bleekweide van Van Vansevenant is nog op te merken. Ondertussen werd in 1879 het eerste station dat te klein werd afgebroken en vervangen door een neogotisch gebouw. Het goederenstation is gebleven. Aan et Speitje is de vlasfabriek nog aanwezig

 


kaart Salmon 1904-1907

Deze kaart geeft weinig detail maar toont toch de ligging aan van de passerelle aan helemaal onderaan naast de watermolen van het speitje (zie voor meer detail verder het hoofdstuk van de passerelle).

De doorgang van de Begijnenvest aan het Sint-Juliaansgasthuis is een tunnel onder de spoorweg (zie de witte vlekken en verder de kaart van Popp).

 

 

luchtfoto uit 1917
links bovenaan ligt het neogotisch station, iets meer naar rechts het goederenstation. De spoorlijnen lopen vandaar diagonaal naar rechts onder. Iets meer naar boven loopt het capucienenreitje (de donkere strook).Tussen het Capucienenreitje en de Westmeers is de witte vlek zichtbaar van de gevel van de blekerij van Van Sevenant. Links van het Minnewaterkliniek is het Eiland gelegen, vandaar loopt de Oostmeers tot de Begijnenvest. De Begijnenvest dwarst met een passerelle de spoorweg naar Gent-Brussel. Het tracé van de Begijnenvest is gemakkelijk te volgen door de groene bomenring.

 

 

 

Kaart Boxtael 1953

 

 

Deze kaart laat zien dat de spoorwegen en gebouwen uit het domein ten zuiden van het Zand na de tweede wereldoorlog verdwenen zijn en vervangen door autowegen in ongeveer dezelfde bedding als de treinsporen (Albert I laan). Het neogotisch station en het goerenstaion werden afgebroken. Het nieuwe station is nu te zien onderaan links, verder links daarvan in blauwgrijze kleur de nieuw spoorwegbedding. De kromming van de Sint-Juliaansgracht, waartegen het Sint-Godelieveklooster is gebouwd is nog deels te zien.

Het tramverkeer dat ook aangelegd werd in de bedding van de spoorlijnen loopt na het jaar van het kaartje al ten einde om in 1956 helemaal te verdwijnen. Er zijn wel meer groenvoorzieningen, die ten dele de bleekweiden vervangen hebben. De Oostmeers loopt nu door tot de Albert I laan en snijdt de Begijnenvest af waar de passerelle, de watermolen en vlasfabriek na de wereldoorlog I zijn afgebroken. Het speitje maakt nu deel uit van de brede brug over de ringvaart. Er is daar nu een vijver met fontein.

Ook de blekerij van Vansevenant is verdwenen De bleekweiden zijn opgevuld met garageboxen en woningen.

Het Sint-juliaansgasthuis is nu vervangen door de technische school van het VTI, gebouwd in 1908 door architect Alphonse de Pauw.

Deze luchtopname uit 2019 is zowat de laatsta toestand van het gebied der toenmalige blekerijen .

De laatste opvallende aanwinst is het condertgebouw; De Albert I laan loopt nu onder het Zand. De Sint-Godelieve-abdij is nu eigendom van de stad en zal een andere bestemming krijgen. Het VTI zal verhuizen naar een terrein ten zuiden van fabrieken van Bombardier langs het Zuidervaartje . De groene kromming rechts van de abdij is nog een overblijfsel van de Sint-Juliaansstadsgracht. De voormalige blekerij Van Sevenant Westmeers 100 en de voormalige blekerij Jacques Bekemans Oostmeers 105-107 zijn de enige blekerijen die een blijvende herinnering hebben nagelaten in het straatbeeld.

De omcirkelde zone op de luchtfoto hierboven is een plaats dat vele veranderingen zag. Als u goed kijkt kunt u nog de relicten zien van de vorm van de buitenvestingen.

Hieronder zien we de huidige toestand van het Speitje over de Capucienenrei met de verbinding met de Begijnenvest en de ringlaan, waar de watermolen stond, waar een beetje naar links de Wijngaardmolen stond, waar een blekerij werkzaam was, waar de spoorweg naar Gent liep, waar de Passerelle over die spoorweg werd gebouwd, waar een vlasfabriek werd opgericht, waar de herberg "de Promenade" stond, waar, na de spoorlijn, een tramlijn liep en tenslotte nu een drukke ringlaan met zicht op het nieuwe station loopt.

Het Capucienenreitje

Vanuit de vijver met fontein (het Speitje) vertrekt het Capucienereitje naar het Zand.

Het Capucienenreitje komt aan het Zand toe in de kom waar het reitje onder het Zand duikt. Daar wordt het reitje de Smedenreie genoemd . Op de achtergrond rijst het Concergebouw op de plaats waar vroeger het Capucijnenklooster lag. Aan de andere kant van het Zand naar het noorden sluit het ingekokerde Smedenreitje aan op de Poortersgracht ook de Speelmansreie genoemd.

 

zicht op de waterkom aan het Zand en het Capucienenreitje vanaf het café "het Putje". We vervolgen verder de loop van het reitje terug naar het Speitje aan de Oostmeers

 

 

Ongeveer halverwege tussen 't Zand en het Speitje is er een terrasje met een bruggetje over het reitje dat leidt naar het Albert I park. Een sluisje zorgt ook voor het waterpeil van het reitje.

Oorspronkelijk was er in de middeleeuwen ook nog een bruggetje naar de weide voor de linnenramen en voor de koeien van het Sint-Janhospitaal.

Er was nog een bruggetje ter hoogte van de blekerij van Edward Van Sevenant.

Aan het Eiland was er een stenen brug . Telkens leidde die bruggetjes naar een blekerij de overkant.

Onderweg komen we het statige herenhuis van de blekerij Van Sevenant tegen.

Natuurlijk werd de oever ook gebruikt voor het stapelen en het oprichten van schuurtjes. De stad was daar niet gelukkig mee. Op de achtergrond het herenhuis .

De wijde "monding" van de verbindingsgracht. links de vervallen gebouwen van de beeldhouwer Pieter De Wispelaere en op de achtergrond de gerestaureerde mouterij van de familie De Cauwe en rechts het herenhuis (Oostmeers huis nr140-142) dat op vele foto's prijkt die genomen zijn vanuit de voormalige spoorwegbedding of passerelle.

 

 

De evolutie van de spoorlijnen ten zuiden van het Zand en de Passerelle aan het Speitje over de spoorweg naar Gent-Brussel

 

We stipten hoger al aan dat de blekerijen tussen de Begijnenvest, Boeveriestraat en het Capucienenreitje weggevaagd werden door de komst van de spoorwegen in 1838.
Zie hieronder kopie van een schilderij (rond 1840). Het begon met één bescheiden spoorlijn. Aan het einde van de spoorlijn rechts zien we het gehalveerde klooster der Capucijnen. tegenover het klooster bevindt zich het neoklassiek station (moeilijk zichtbaar op de schilderij)). Links van het spoor, op de schilderij boven de trein , de remise van de locomotieven.

Rechts onder op de schilderij is nog een uitgebreide blekerij te zien. Tussen deze blekerij en de Capucienenkerk zijn er nog 4 blekerijen langs de Capucienenrei, maar moeilijk te onderscheiden op deze kopie. Die van Edward Van Sevenant (onder de Sint-Jacobskerk) is nog te herkennen en de blekerij aan de overkant van de reie ook nog.) De blekerijen onmiddellijk links van het spoor zijn op dat moment alle al verdwenen. We komen daar verder nog op terug.
Bemerk ook nog de Sint-Salvator toren nog zonder spits

Het blijft echter niet bij dat ene spoor.

De kaart hieronder van Bouchez -Gecele uit 1870 toont dat zeer goed aan. Links onder bevindt zich het station. In de cirkel bevindt zich de kruising van de spoorlijn naar Gent- Brussel met de ringvaart. Daar snijdt de spoorweg de Begijnenvest, in de onmiddellijke nabijheid vn an het Speitje waar de Capucienenrei Brugge binnenvloeit. Daar bevindt zich dan een watermolen voor olie in de eerste helft van de 19de eeuw, na 1855 wordt graan gemalen zowel met de watermolen en als met stoom. Rond 1883 wordt de molen omgevormd tot een vlasfabriek waar Adolphe Isselée bedrijvig is ( zie ook de bouwaanvraag op de webpagina "blekerij Jacques Bekemans" klik hier om direct op de webpagina te komen).

In 1847 wordt ook een spoorwegaftakking naar Kortrijk ingericht (rechts onder op het kaartje) en in 1867 ook een goederenstation met al haar toevoer- en rangeerspoorlijnen. Merk ook het goederenstation op (zie op de kaart: het kleine langwerpig gebouw rechts boven het reizigersstation). Het kleine gebouw halverwege rechts van de spoorweg naar Gent is de remise van de locomotieven.

Het kadasterkaartje van Popp 1865 toont op nr 1 de positie van de "remise" juist na de splitsing van de spoorwegen. De gebouwen die rechts op de achtergrond zijn de dan nog bestaande blekerijen (hier aangeduid 2 en 3). Links wellicht nog een restant van de bleekweide van het Sint-Juliaansgasthuis (4)

Hieronder links het oude goederenstation in 1867

Tussen 1879 en 1886 bouwt men een nieuw neogotisch station op dezelfde plaats.
hieronder een ontwerp uit 1873 voor de inplanting van het nieuwe station door de "Companie Anglaise de la Flandre Occidentale) zie aanduiding in de kromming van de gedempte stadsgeracht met in linkerspits "les magasins". Daaronder "gare couverte des voyageurs" met rechts "les batiments des recettes" en onder het goederenstation. Midden links de " blanchisserie de l'hospice St Julien" (bleekweide , een restant) met links in dat deel de "Promenade"

 

Bij de afbraak van het neogotisch station rond 1940-1945 bleef het goederenstation nog overeind tot 1949. Op deze foto hieronder is de ligging van het goederenstation niettegenstaande de mist goed te situeren. Merk op dat in 1949 de bundel sporen al verdwenen zijn. In de plaats komen de tramlijnen en de autobanen.

Maar keren we terug naar de 19de eeuw. Op de plaats waar de sporen de Begijnenvest snijdt bouwt men in 1889 een passerelle voor voetgangers (zie hieronder), analoog als de passerelle aan de Vrijdagmarkt (zie verder). De passerelle gebruiken we als symbool voor de evolutie van dit spoorweggebied. We zien aan beide kanten van de spoorweg de leuningen van de brug die over de ringvaart ligt. Uiterst rechts halverwege zien we een laag dak met het venstertje in de zijgevel van de vlasfabriek (opgericht in 1883). Rechts zien we ook vaag de Sint-Salvatorkerktoren. De foto dateert van 1896. Bemerk ook de mensen op de passerelle links

 

De andere passerelle over de sporen op het Zand ligt aan de noordkant van het neogotisch stationsgebouw. Die dag van de foto is er een wereldwijde wedstrijd ingericht voor obers om zo snel mogelijk met voldoende bier in de glazen aan de eindstreep te geraken om nog van een goeie teug te kunnen genieten.

De foto hieronder uit 1893 toont de vermenigvulding van de sporen . De foto is genomen vanop de passerelle.

 

op de kaart van Salmon uit 1904-1907 is de ligging van de passerelle langs de Begijnvest aangeduid in de ellips. Rechts ervan bevindt zich de vlasfabriek. (De stroken met de gele kleur zijn de spoorwegbeddingen.

 

 

Langs de Begijnenvest juist aan de passerelle bevindt zich de herberg "in de promenade" een bekende rustplaats voor de wandelaars langs de vesten, juist aan de westkant onder de passerelle . In 1942 werd de herberg gesloopt omwille van het nieuwe station, de wijziging van de spoorlijnen en de heraanleg van de Begijnenvest.

Hieronder de passerelle over het spoor naar Gent (1) in 1918

 

De passerelle (2)en de herberg "in de promenade " (3) hebben nog midden 1918 de eerste wereldoorlog overleefd. De spoorlijn werd hersteld (1). In de linkerbovenhoek is er het wachtlokaal van de Duitsers om de weg en brug (4)te bewaken. Die weg en brug gaf toegang aan hun magazijnen en tuigen ("pionierskamp"). (zie foto hieronder).

 

Op een fragmentvan een luchtfoto uit midden 1918 hiernaast zijn er aanduidingen aangebracht om het een en ander te situeren. Het zuiden is onderaan. Rechts boven bevindt zich het Sint-Antoniusgasthuis, links bovenaan het Sint-Juliaansgasthuis. De roze lijn links duidt de spoorlijn naar Kortrijk aan,

de gele lijn duidt de weg die de Duitsers aanlegden naar hun Pionierpark (is meestal een afgebakende zone bij spoorwegen die door de genie ingericht wordt voor opslag voor alle soorten materiaal en materieel (voor de bouw van militaire installaties). Meestal staan daar veel afdaken en barakken (voor opslag & voor verblijf arbeiders) en lopen er aftakkingsspoorlijnen naar toe. (hier aangeduid door de groene vierkantjes) Vaak zijn er krijgsgevangenen tewerkgesteld. het is in dat deel dat het derde station zal komen). het rode hokje is het duits wachtlokaal.

Het blauwe verkantje is de herberg "in de promenade" en de oranje lijn is de spoorlijn naar Gent, Brussel. De witte lijn rechts van de herberg "de promenade" is de passerelle.

Hieronder een bredere luchtfoto uit 1917. Links bovenaan het neogotisch station rechts ervan het goederenstation.(lucht foto uit 1917) Onderaan kunnen we gemakkelijk aan de hand van de foto hierboven de toekomstige site van het nieuwe station vinden : nl. de gebastionneerde buitensingel met de witte stippen en waar het spoor naar Kortrijk doorloopt (zie verder)

Foto hieronder van het goederen spoor met draaicirkel, 1896, foto genomen van op de passerelle naar het noordoosten toe. Uiterst links halverwege zien we het huis van de blekerij van Edward Van Sevenent. (zie " de blekerij van Sevenant" klik hier om direct op de webpagina te komen). Uiterst rechts halverwege bij de boom zien we het huis nr 11 van het Eiland (zie verder).

De spoorwegbrug over de ringvaart aan het speitje wordt door de Duitsers op het einde van de oorlog opgeblazen. Dat zien we op de foto hieronder: De opengereten spoorstaven zijn nog zichtbaar. Links op de foto bevindt zich de passerelle .

Achter de passerelle zien we de schoorsteen van de vlasfabriek die gebouwd werd in 1883 op de plaats van de watermolen Vanderhofstadt over het Capucienereitje (zie hoger). . De schoorsteen van de blekerij in de Oostmeers 105 komt niet in aanmerking . Die blekerij ligt verderaf van de passerelle. Op de foto die volgt zoomen we in op enkele details

Het dak rechts van de schoorsteen is het dak van de vlasfabriek. Na enige tijd bleek de passerelle immers te kort te zijn want er werd en spoor bijgelegd . De passerelle werd verlengd met een houten constructie juist voor de vlasfabriek . De passerelle aan het speitje werd ook beschadigd . Op de foto (bij inzoomen) kun je zien dat het dak geen dakpannen meer heeft. Zowel de passerelle als de vlasfabriek worden na de oorlog niet meer gebruikt en afgebroken.

Na de eerste wereldoorlog had men al het plan opgevat om het station en de aansluitende sporen buiten de stadkern te bouwen aan de rand van Brugge in Sint-Michiels. Hieronder zien we een foto uit 1933. Hierboven werd aangetoond waar dit terrein ligt. In die tijd werd het terrein reeds opgehoogd en geëffend . De terinen rijden nog in de oude bedding : zie de seinpalen rechts van de OLV-toren. We zien ook in de verte links van de Sint-Salvatortoren de Sint-Jacobskerk.

Hieronder op een foto van rond 1941 zien we een van de laatste zichten van "de Promenade" want ze wordt in 1942 gesloopt. De treinspoorwegen werden al kort voor de 2de wereldoorlog verplaatst naar de huidige ligging en in hun plaats vervangen door electrische tramlijnen , die we hier herkennen aan de trampalen met de bovenlijnen en de dubbele tramsporen op de voorgrond. Onder de oorlog werd een bijzonder plan van aanleg opgemaakt voor de stationsbuurt. De " Promenade" moest verdwijnen en werd onteigend.

De tramlijnen worden in 1951 ontmanteld en vervangen door bussen. De tramlijn naar Knokke werd pas in 1956 ontmanteld.

Op het einde van de 2de wereldoorlog op 7 september 1944 worden de 2 stenen spoorwegbruggen over de binnen en buiten ringvaarten ter hoogte van het Speitje opgeblazen. Het bijgebouw van het goederentreinverkeer stortte in en werd tot puin herleid. Het gebouw werd al sinds 1939 niet meer gebruikt toen de spoorlijnen verlegd werden. Hier zien we de ingestorte gebouwen met de noodherstellingen voor een overgang over de ringvaart. Links zien we in de verte nog het neogotisch station (die toen nog niet gesloopt was) en uiterst rechts zien we tussen de takken de O.L.V. toren.

8n 1939 werden nieuwe stenen bruggen over de binnen en buiten ringvaarten afgewerkt voor het opkomend autoverkeer terwijl de treinbruggen overbodig worden. De grote brug bestaat nog als je vanuit Sint-Michiels de stad onder de spoorwegbrug de stad binnenrijdt. Op de achtrgrond zijn de 2 lijnen waar de vroegere treinbruggen lagen getekend : roze voor de trein naar Kortrijk en oranje voor de trein naar Gent.

 
De blekerijen Van het Sint-juliaan instituut

Tekening van het Sint-Juliaaninstituut van Charles Custis (1725-1750)

Het overzichtkaartje hieronder uit 1837 is interessant omdat het de bleekweiden toont die behoren aan het Sint-Juliaansgasthuis (het dulhuus) (de groen gekleurde zones). Ze liggen aan de westkant van het Capucienenreitje. Het instituut verliest een groot deel van zijn bleekweiden door de aanleg van de spoorwegen rond 1838 (de fijne schuine rode lijnen tonen het geplande verloop van de doorgang van de sporen naar Gent/Brussel dwars door het gebied van die bleekweiden (aangeduid met f). (Zie ook algemene kaart uit 1831 helemaal vooraan deze webpagina, de aanduidingsnummers zijn uit die kaart genomen)

z: Boeveriestraat, y: Sint-Juliaanstadsgracht, x: Capucienenrei,
b: Sint-Juliaan instituut; c: Begijnenvest , zothuismolen, d: wijngaardmolen, e: watermolen Speitje, f: ontwerp spoorbedding trein Gent/Brussel, g: Sint-Godelieve instituut,

Algemeen overzicht van de Sint-Juliaans blekerijen

2. de blekerij van Pierre Deruddere C6/23
kadaster C1454 woonst, C1454bis looghuis, C1453 bleekweide (Sint-Janshospitaal)

4. de blekerij van Jan Van Hollebeke, C6/51 kadaster C1611 woonst, C1610 bleekweide
(Sint-Janshospitaal)
4(bis) de blekerij van François Van Belle C6/52 kadaster C1612 woonst,
C1612 bis looghuis, C1613 bleekweide. (Sint-Juliaansgasthuis))

(beide oorspronkelijk de Sint-Jans blekerij genaamd maar 4bis werd rond 1545 verworven door Sint-Juliaans). Ze liggen elk aan weerszijde van de Eilandstraat.

5. De blekerij Adriaan De Graeve, C5/56,
kadaster C1627 en 1627bis woonst, C1626 bleekweide, (Sint-Juliaansgasthuis)

6. De blekerij van het Eiland. C6/53 kadaster C1606 (geen blekerij meer na 1790)

8. De blekerij bleker onbekend, er is een weg die langs de gracht leidt naar de Raamstraat (Gloribusstraat) als de onbekende bleker daar zijn adres had , kan die niet zomar teruggevonden worden.
kadasternr C1614 woonst en bleekweide (Sint-Juliaansgasthuis)

8bis. De blekerij mogelijks Pierre Hoorenbeke, bleker, C5/48 aan de Boeveriestraat , bleekweide C1622 (Sint-Juliaans). Ook Domenicus De Rudder (bleker) woont in de buurt bij de familie Pick (zie verder) en is een mogelijkheid.

Beschrijving van die blekerijen

De blekerijen ten noorden van het Juliaangasthuis

Het blauwe gebouw links op het kaartje is het Sint-Juliaansinstituut (kadasternr C1623) aan de Boeveriestraat. (We vermelden telkens de kadasternrs in de tekst want ze zijn niet leesbaar op dit kaartje).. Daarnaast rechts de boomgaard (C1625) en de moestuinen (C1624 en C1623) .

Ten noorden van de moestuinen langs de Boeveriestraat aan het begin van de rijhuisjes liggen 2 bleekweiden naast elkaar: C1622 (langs de Boeveriestraat ) (zie 8bis) en C1614 (langs de Sint-Juliaansstadsgracht) (zie 8). Het is mogelijk dat de pacht van de beide blekerijen in 1837 al opgezegd is door het Sint-Juliaansgasthuis voor de uitbreiding en voor de verkoop aan de spoorwegmaatschappij.

De bleekweide C1622 wordt na 1837 praktisch volledig ingenomen door de uitbreiding van het gasthuis. Zie porselein tekening hieronder en zie het kadasterkaartje 1865 met de spoorweg naar Kortrijk. Het rechterdeel van de bleekweide C1614 wordt voor het grootste deel ingenomen door de spoorwegbedding; de rest wordt blijkbaar boomgaard. Naast de kadasterkaartje wordt als aanvulling een vergroting afgebeeld die de voetgangerstunnel toont onder de spoorweg naar Kortrijk in plaats van een passerelle zoals aan het Speitje bij de kruising met de spoorweg naar Gen-Brussel.

Het nr. 9 op het kadasterkaartje geeft de ligging aan van het kapelletje als referentiepunt dat ook voorkomt op de porseleinhaart (midden) en geeft zo een idee van de uitbreiding links (zuidwaarts) van het kapelletje.

 

 

 

We gaan nu verder met het overzicht kaartje uit 1837

De blekerij van Adriaen Degraeve (c)

Juist boven de zothuismolen C-1629 (zie c, links onder op het kaartje) bevindt zich de blekerij C5-56 kadastraalnr. huis C-1627, looghuis c-1627bis (zie nr. 5) en de bleekweide ernaast C-1626 ( C-1628 is de Begijnenvest) . De blekerij bevindt zich eigenlijk in die tijd nog op de Begijnenvest. De bevolkingregister vermeldt Boeverie voor C5/56 als wijk en niet Boeverievest die pas begint over de Boeveriestraat. De blekerij wordt door bleker Adriaen Degraeve uitgebaat (geboren 1769). Hij huwt Jeanne Meyere (° 1749). Na haar dood hertrouwt hij met Thérèse Claeys (° 1776).
Hij wordt opgevolgd door bleker Bernard Moreeuw (° 1781) die met de dochter Maria Degraeve trouwt (geboren in 1786 +1849) . Bernard verhuist in 1838 naar C6/51 (zie verder).
Daarna baat bleker Jan Naeyaert in 1838 (° 1789) de blekerij uit. Hij komt uit de blekerij C6/51 (zie verder). Jan trouwt met de weduwe Thérèse Claeys. De blekerij wordt rond 1845 opgeheven voor de aanleg van de spoorlijn naar Kortrijk en door de uitbreiding van het Sint-Juliaansgasthuis. Die uitbreiding moet onder andere toelaten om de Sint-Juliaan instelling in 1842 ook open te stellen voor de opname van vrouwen.

De bleker Domenicus Derudder bij de Wijngaardmolen(d)

In 1847 komt de bleker Domenicus Derudder (°1781) in het huis C6/56 wonen ( de bevolkingsregister vermeldt Begijnenvest C5/56 wat C6/56 moet zijn. C5/56 was al opgeheven in 1847, bovendien C5 wijst naar de Boeveriewijk). Hij woont er samen met de familie Pick Norbertus (molenaar) en Jacques Joseph Bekemans (de latere bleker van de Oostmeers ). (zie letter d, we weten niet of Domenicus Derudder daar nog als bleker in de omtrek werkte, de kadasterkaart Popp 1865, toont nog een restant van de vroegere bleekweide.)

De familie Pick Norbertus (molenaar) met vrouw Puwé Marie kwamen uit de Boeverie straat D17/16, aan de westkant van de Boeveriestraat). Daar woonden ook Pick Augustus (tapitsier), Derudder Domenicus (bleker)en Pick Joannes (kleermaker). Het gezelschap kwam daarvoor uit C5/39, aan de kant van het Sint)-Juliaaninsgasthuis. De familie Puwé en de familie Pick zijn molenaars. . Die families waren met elkaar verwant. (De families Cattoor en De Coninck allebei molenaars waren daar ook gevestigd). De aanwezigheid van de molens op de Boeverievest en de Begijnenvest is daar niet vreemd aan); Auguste Pick, de tapitsier en Hypolytte Pick, de kleermaker komen mee inwonen.

C6/56 (het molenhuis , kadaster nr. C1608) bevindt zich aan de watermolen van het Speitje. Het is het molenhuis van de Wijngaardmolen (C1609) waar Norbertus Pick molenaar is , samen Carolus De Coninck (zie verder)

Hieronder een uittreksel uit het bevolkingsregister op het adres Begijnenvest C5/56 (eigenlijkC6/56) met de naam van de mensen die in dit huis bij het gezin Pick gaan wonen. Het is niet vreemd dat de verhuis van Domenicus Derudderin in 1847 gebeurt omwille van de nieuwe spoorwegverbinding met Kortrijk, die de bleekxeiden ten noorden van de Sint-juliaaansgasthuis had ingepalmd.

Jacques Joseph Bekemans (°1823) komt ook op de lijst voor. Het valt op dat Hypolyte Pick en Jacques leeftijdsgenoten zijn en terzelfdertijd zijn komen inwonen. Beiden worden vermeld als kleermaker zoals ook de broer van Hypolyte, Joannes Pick °1786. Het is waarschijnlijk de bedoeling dat beiden Hypolyte en Jacques de stiel van kleermaker zouden leren. Jacques zou daarmee in de voetstappen van zijn vader treden die het tot meester kleermaker bracht.



In het huis aan de Begijnenvest wordt Jacques later vermeld als hulpbleker. Blijkbaar heeft Derudder hem overtuigd om de kleermakersstiel op te geven. Jacques Joseph wordt ondertussen verliefd op Maria Pick, (°1825) de dochter van Norbert Pick. Hij trouwt met haar in 1851. Maria Pick wordt dan vermeld als strijkster. Behalve Derudder verhuizen allen mee naar C8/39 in 1852 naar de Oostmeers. (niet verwarren met C5/39 dat in de Boeveriestraat ligt) De verhuis wordt gezegend met een dochter Mary (°1852) en zoon Louis (°1853), later komen er nog heelwat kinderen bij.
(zie webpagina "blekerij Jacques Bekemans"of klik hier om direct op de pagina te komen. Norbert Pick de molenaar (°1783) sterft in 1853 en zijn vrouw Maria Puwé (°1789) in 1864.

Als intermezzo willen we erop wijzen dat in dit deel van Brugge niet alleen de blekerijen verdwijnen door de spoorwegaanleg, door de bouw van het Sint-Antonius instituut en het Sint-Juliaansgasthuis maar ook enkele merkwaardige molens.

In de onmiddellijke omgeving zijn er niet minder dan 4 windmolens en 3watermolens.

- De zothuismolen (ook de Sapeur) (bij letter c)
Frans Wybo krijgt in 1806 de vergunning van de stad om op het vrijgekomen bastion (het Sint-Juliaansbollewerk genoemd) een molen te bouwen (zeer tegen de zin van het Juliaansgasthuis). Het Sint-Juliaansgasthuis beschouwde echter het bastion als haar eigendom door gebruik en haalde ook omgevings argumenten aan (analoge situatie als bij de molen van Jan Doude bij de Poertoren) Er werd toch een pachtovereenkomst getekend voor 50 jaar. De Sapeurmolen werd in 1807 gebouwd maar in 1857 wordt de erfpacht niet verlengd omwille van de geplande heraanleg van de Begijnenvest. Er is onenigheid tussen de toenmalige eigenaar Van Caillie en de stad. De eigenaar wou de molen niet afbreken en wou bovendien een reductie op zijn pacht bekomen omdat meerdere klanten nu overschakelen naar stoommachines. Tenslotte beslist de stad om de molen te onteigenen. Ze wordt in 1864 afgebroken.

Van deze molen vinden we geen afbeelding tot nu toe.

- de Wijngaardmolen (ook 't Speikenmolen) (bij letter d)

De molen is van vóór 1562 in hout. In de 18de eeuw werd ze gesloopt en vervangen door een stenen stellingmolen. Hieronder is de molen afgebeeld in een tekening van F.Stroobandt uit het midden van de 19de eeuw , zicht vanuit het zuiden. Op de voorgrond ligt de ringvaart met de duiker naar het Speitje van de Capucienenreitje. Het gebouwtje rechts is een octrooihuisje. In het noorden de Brugse torens .(Brugse parochies, J.Rau)

Hieronder een tekening uit 1810 (uit "een eeuw Brugge" deel 1, J.Rau). De gaanderij vanwaar de molenaars de show op de eerste trein organiseerden (zie hoger) is duidelijk aanwezig. Achter de molen zien we de watermolen van het Speitje met links de huisjes van de blekerijen met enige artistieke vrijheid.

Bij de eerste aanleg van de spoorlijn naar Gent-Brussel in 1938 bleef de molen gespaard maar komt wel zeer dicht tegen de spoorwegberm aan te liggen. In 1866 besluit de spoorwegmaatschappij de spoorweg te verbreden voor het oprichten van het goederenstation (1867) en de erfgenamen van de eigenaar van de molen Louis Delescluze- Van Troostenberghe moeten de molen en grond verkopen aan de stad. Nog in 1866 wordt de molen afgebroken. De ganse inboedel en het afbraakmateriaal worden openbaar verkocht. Het zand van de molenmote wordt afgegraven en voor de uitbreiding van de goederensporen gebruikt.

Norbert Pick is de molenaar van de Wjngaardmolen samen Carolus De Coninck. Dat kunnen we afleiden uit een uittreksel van een beschrijving van de inhuldiging van de spoorlijn naar Gent en Brussel in 1838 , die langs de molen passeert. Het artikel is te vinden op de website www.molenechos.org/verdwenen molens (een aanrader)

Carolus De Coninck senior werkte al vroeger op de Wijngaardmolen. Hij werd in 1826 doodgebliksemd op de molen. Het is zijn zoon ook met de naam Carolus De Coninck die samen met Norbertus Pyck die uitkijk organiseerde in 1838. Behalve molenaars zijn het dus ook goede commerçanten. Zij pachten de molen van de familie Troostenberghe.

- de watermolen van het Koegat over het Capucienenreitje (zie letter e)(ook Vanderhofstadtmolen genoemd, Vanderhofstad is de oorspronkelijke eigenaar ) , De watermolen wordt vermeld op de kadasterkaart van Popp in 1854 en ook nog in 1889 met kadaster nr C-1608.

Brugge had niet veel efficiente watermolens (weinig verval). In deze hoek waren er echter 3. Hieronder een kaartje uit 1800 met de watermolens in de nabijheid. De watermolen over het Capucienenreitje die in 1291 opgericht werd door de stad , is de hierbovenvermelde " Vanderhofstadt "molen. Jan Vanderhofstadt was de eigenaar van de molen vóór 1830. Na 1855 werd de oliemolen een graanmolen die zowel met water als stoom kon werken. Rond 1883 werd de molen vervangen door een vlasfabriek.

 

Adolphe Isselée vraagt in een "commodo et incommodo" een toelating om van het gebouw over het speitje op de Begijnenvest gebruik te maken om er vlas te bergen en ter plaatse te zwingelen en ook houtschors te mogen plaatsen. De BBG laat het toe mits een afstand te houden van minstens 100m met de grens van het gebied van het Begijnhof dwz van het domein van de blekerij van Bekemans

De schoorsteen die we later zullen zien aan de passerelle aan de spoorweg in 1918 is die van de vlasfabriek en niet van de wasserij-blekerij van Bekemans / de Wispelaere? (zie verder)

De andere watermolen op het kaartje is de molen van Barremaker (ook de hongersnoodmolen genoemd). zie webpagina "blekerij Banckaert Antoon, hongersnoodmolen en Fraeyhuis" klik hier om direct op de pagina te komen.

De derde watermolen ,een vollemolen, aan het Minnewater is eigendom van de stad

De vierde windmolen werd opgericht op het bastion waar vroeger de tweede poertoren zich bevond.
Voor de derde watermolen en vierde windmolen ( niet op het kaartje, zie de "blekerij Anthone, Leon De Wulf, Minnewatermolens" klik hier om direct op de pagina te komen.

 

De blekerij van Frans Van Belle

De blekerij ligt links van de brug over het Capucienenenreitje C6/52 met kadasternr C1611 (zie nummer 4)

In de bevolkingsregister van 1790-1812 vinden we daar als bleker Frans Van Belle, als "bleeker baes" et uxor (met echtegenote). Hij wordt opgevolgde door zijn zoon François Van Belle die getrouwd is met Cécile Van Hoorenbeke (°1814). Cécile is dochter van Pierre Van Hoorenbeke (bleker) en Jeanne De meester. (zie blekerij 8 en 8bis). Bernard Van Hollebeke is getuige bij hun huwelijk . François en Cécile krijgen 4 kinderen Rosalie, Barbe, Antoine en Jeanne

In de bevolkingsregister wordt na Frans François Van Hallegoet (°1763+1826) vermeld met zijn vrouw Thérèse Pectoor (°1767+1855). In de tijd van François noemde de straat nog "'t Speitje" of "het Heyland" (vervorming van het Eiland) . De bleekweide heeft nr C1610a en het looghuis C610bis. Hun kinderen zijn Marie (°1792), Thérèse (°1796), Jeanne (°1798), Isabelle (°1800), Sophie (°1802), François ( °1805) en Bruno(°1810).

Na de dood van François Hallegoet (ook soms gespeld als Allegoet) in 1826 blijft Thérèse Pectoor in de blekerij wonen . Ze woont nog op de blekerij C6/52 met haar dochters Isabelle, Sophie en Olympie Hallegoet (°1834) als ze sterft in 1855 op 88 jarige leeftijd. De dochters verlaten het huis rond 1864 omwille van de uitbreiding van het goederenstation. Dit is het einde van de blekerij C6/52

In de periode 1846-1866 wordt de zuidkant van de Eilandstraat (aan de oostkant van de Capucienenreitje (vóór de brug) verder uitgebouwd, de nummering loopt van C6/52a, en C6/52/2 tem C6/52/4 later rond 1889 ook met nog 3 huisjes (zie de webpagina tussen Westmeers en Capucienenreitje of klik hier) om direct op de pagina te komen.

De blekerij van Jan Hollebeke

De blekerij ligt rechts over de brug aan de westkant van het Capucieinenreitje (C6/51) (zie nummer 4bis)

Voor 1790 is het "bleekerbaes" Jan Van Hollebeke (senior)"et uxor" (en echtgenote ) die de blekerij bestuurt. Het blekershuis heeft huisnr. C6/51 en kadasternr.1612, het looghuis C1612bis en de bleekweide C1613a.

Rond1800 neemt Louis Van Hollebeke de taak over. Ze hebben 3 kinderen: Isabelle, Marie, Jan (°1746+1829) en Jeanne.

In 1819 volgt Jan Van Hollebeke (°1746 +1829) hem op. Hij is getrouwd met Isabelle Verkeyn. Ze krijgen 4 kinderen: Jan Van Hollebeke junior (°1784), François (°1786), Jeanne (°1788), Bruno (°1790).

Jan (°1784) trouwt met Sophie De Rudder (°1785)(weduwe van Jacques Declercq) Ze krijgen 3 kinderen : Jan Van Hollebeke junior junior(°1820) , Marie (°1821)), Anne(°1823). In 1829 verhuist de familie naar de Westmeers nr 92, C6/22 (zie verder)

Jan Naeyaert (° 1789) vult in 1829 meteen de vrijgekomen plaats in . Deze Jan trouwt met Theresia Claeys(°1776) weduwe van Adriaen De Graeve (bleker in de blekerij C5/56, zie hoger. Ze krijgen een zoon Theodoor De Graeve (°1812). Zij verlaten de blekerij in 1838 en verhuizen naar C5/56.

Bernard Moreeuw (°1786)en zijn vrouw De Graeve Marie (°1786+1849) komen in 1838 van C5/56 in de blekerij C6/51 om zich daar te vestigen met hun 4 kinderen: Sofie (°1818), Thérèse (°1821), Maria (°1827), Prudence(°1829) (allen strijksters). De familie verlaat de blekerij in 1847.

Franciscus Ungeschikt (°1819) komt hem vervangen in 1847. Hij trouwt met Sophie Moreeuw (°1840) (kantwerkster), waarschijnlijk in 1852, Ze verhuizen naar de Westmeers C6/43 in 1866. (zie blekerijen tussen Westmers en Capucienenreitje klik hierom onmiddelijk op de pagina te komen.)

Joannes Samijn (°1823) werkt vanaf 1847 samen met Franciscus Ungeschikt. Joannes is de zoon van Theresia De Graeve (°1784) die bij hem woont. Ze was getrouwd in 1820 met Joseph Samijn (°1774), De vader van Joseph was ook een Joseph, die getrouwd was met Marianne Vandenabeele. Hij verhuist samen met Franciscus Ungeschikt in 1866 naar de Westmeers C6/43 (zie "blekerijen tussen Westmeers en Capucienenreitje" klik hier om direct op de pagina te komen. Van de Blekerij C6/51 is na 1866 geen sprake meer.

De Blekerij van Pierre De Rudder C6/23

Op het kaartje uit het plan van Popp uit 1862 bevindt de blekerij van Pierre De Rudder zich op het kaartje links boven de Capucienerei.

Pierre De Rudder wordt voor het eerst vermeld in de bevolkingsregister van 1790-1812.
De blekerij bestaat uit het woonhuis C6/23 kadasternr C1454, looghuis C1454bis en bleekweide C1453. De blekerij is verbonden met Westmeers via een brug over het Capucienenreitje en een doorgang naar het huisje C6/37b gelegen langs de Westmeers (huidig nr. 92), kadasternr C1568/2. Die doorgang ligt rechts van de blekerij van Pierre Samijn langs de Westmeers (de latere blekerij van Van Sevenant) en links van het huis van de kunstschilder Louis Reckelbus (1864-1958) zie "de blekerijen tussen Westmeers en Capucienenreitje" klik hier om direct op de pagina te komen


Pierre De Rudder trouwt met Jeanne Strubbe ( Ze voeden 7 kinderen op
- PIerre (zoon), bleker
- Dominique , bleker
- Charles , - Jean , Thérèse, Sophie, Bernard.

Dominicus De Rudder (°1781)volgt zijn vader op in de blekerij.
Hij gaat van hier naar de blekerij D17/16 (Boeveriestraat zie hoger)en dan in 1846 naar de blekerij C5/56)

Petrus Wyeland (°1790+1863) volgt Domenicus in 1846 op. Hij komt uit de Westmeers C6/27 Hij trouwt in 1838 met Desouter Theresia (°1799+1872) . Zij is de dochter van de bleker Joannes De Souter. Ze krijgen 1 kind Marij (1842); Met de dood van Petrus in 1863 in het huis C6/23 eindigt ook deze blekerij. Het is Désiré Meyers die de aangever is van het overlijden.

 

De blekerij van Pierre Samijn

 

Pierre Samijn vinden we voor het eerst in de bevolkingsregister in 1790 huisnr. De blekerij ligt eveneens aan de westkant van de Capucienenrie met huisnr C6/22 , (Westmeers 92) kadasternr. C1455,1455a en C1456, C1456a, looghuis en bleekweide kadasternr. C1455b en C1456b.
Het huis is verbonden met de Westmeers via een doorgang C6/1456bis met een huisje huisnr C6/22/2.en kadasternr C6/1456abis aan de westkant van het reitje
Hij trouwt met Marie Van Vyve. De kinderen zijn Pierre (zoon), Jacques, Josse en Catharina. (zie de webpagina "Van Sevenant Edward, Oostmeers 100" klik hier om direct op de pagina te komen.

 

In 1818 baat Meyers Joseph (°1771 -1862) de blekerij uit. Hij is getrouwd met Jeanne Van Troost (°1763+1834) Joseph hertrouwt in 1838 met Desouter Sophie (°1797+1872) . Joseph Meyers verhuist in 1826 naar Westmeers C6/27 met een relatief groot terrein palend aan de Capucienenrei. C6/27 had voor 1830 geen blekers.
In1839 krijgen ze een zoon Désiré. Meyers sterft in 1861 en Sophie De Souter sterft in 1872. Na 1872 komt de familie Amand Peene er wonen. Amand is vrederechter en daarmee komt ook daar een einde aan het kortstondig bestaan van de blekerij.

In 1829 volgt Jan Van Hollebeke (°1784) Pierre Samijn op. Hij trouwt met Sofie Derudder (°1785) (weduwe van Jacques De Clercq); kinderen: Jan(zoon) (°1820), Marie (°1821), Anna(°1823), Eugenie (°1826). In 1866 Verlaat Jan Van Hollebeke de blekerij.

In 1839 komt Joannes Lameeuws(° 1812) wonen in huisje C6/22/2 . Hij is blekersknecht. hij is getrouwd met D'Hulst Marie (°1807), kinderen: Clementia (°1807),Léonie (°1837), Théresia (°1801), Clementina (°1807)
Marie D'Hulst overlijdt en Joannes hertrouwt met Anna De Cuyper (°1777) (wasscheresse)
De familie verlaat het huis in 1866 voor de uitbreiding van het goedenren station.

einde blekerij