erfgoedforumbrugge
De blekerij van Banckaert Anthone, bloemmolens Leon De Wulf , Minnewatermolen .

Voor de algemene bespreking van de blekerijen tussen Minnewater en Bakkersreitje zie in de menu "de blekerij Banckaert Pierre, Bekemans Jan , hotel Egmond, Pulinx" of klik hier om direct op de pagina te komen.

De blekerij op C11/54, Leon De Wulf en de molens aan het Minnewater
Met behulp van het kadasterkaartje uit 1831 is de blekerij Anthone Banckaert gemakkelijk te situeren door het huisnr C11/54 en het kadasternr. C957 en de bleekweiden C956

Hieronder een afbeelding van de blekerij C11/54 en van de stadswatermolen aan het Minnewater geschilderd rond 1750. Rechts onderaan is het Minnewater en op de achtergrond zien we de Katelijnevest met de pas aangeplante boompjes. Links bovenaan zien we nog een glimp van de blekerij (C11/39, C962) aan de Hongersnoodmolen met de bleekweiden en de ramen (voor het opspannen van de lakenstroken (zie "de blekerij Blanckaert Antoon, hongersnoodmolen , Fraeyhuis" klik hier om direct op de pagina te komen). Links onderaan bevinden zich de stadswatermolen (1646-1800) te herkennen aan de woelige waterinstroom en dan het blekershuis, looghuis en aanhorigheden. De

Hieronder een foto die naar alle waarschijnlijkheid de blekerij weergeeft gekeerd naar de kant van het Minnewater.

Eventjes wat uitleg over de stadswatermolen
De stadsmolen is een volmolen dit is een molen om de wol te vollen, te verdichten. De stof wordt ook soepeler en steviger en duurzamer. Onreinheden worden er ook uitgehaald men gebruikt ook hulpstoffen zoals urine en bepaalde vetten. Het vollen is een belangrijke voorbereidingsfase voor kwaliteitslaken een beetje zoals het leerlooien. Het vollen kan gebeuren door het kneden van het ruwe laken door volders of het voetstampen in bekkens. In dit geval hier gebeurt het stampen door hamers aangedreven door een watermolen. In de steden was het rad meestal binnen het molehuis aangebracht, het water stroomde dan onder de molen door via een koker verbonden met het hoger gelegen water. We nemen aan dat dit ook hier voor de stadsvolmolen het geval was. Na het vollen is het laken nat en gekrompen. De stof moet dus gedroogd en opgespannen worden in zolders of grote ruimtes. waarvoor veel ruimte nodig is. Vandaar de complementariteit met het bleken en het raamspannen. Een dergelijke molen is niet zeer rendabel, daarom is deze molen ook geen lang leven beschoren. Ze werd in 1646 ingericht en in 1800 wordt ze l ontmanteld.

 

Hiernaast een detail van het getekend plan uit de 2de helft van de 18de eeuw. We zien dat de stads watermolen (1) is gebouwd over een stadsgracht, die enerzijds afwatert naar het bakkersreitje (3), en anderzijds (4) naar de Arsenaalstraat (Fonteinstraatje) (2)

De blekersfamilie Banckaert wordt vermeld op de blekerij C11/54 aan het Minnewater naar het einde van de 18de eeuw. Anthone (°1738) is de eerste Banckaert die als blekerbaas geregistreerd staat. Hij pacht in 1790 de site die toebehoort aan Franciscus de Meulenaere. Franciscus de Meulenaere was in een veiling in 1773 eigenaar geworden van deze stadseigendom. De stad was al sinds 1580 en ervoor eigenaar van het perceel C11/54 .
Volgens de beschrijving in de veilingsakte bestaat deze eigendom in 1773 uit een mooie blekerij met bijbehorende gebouwen aan het Minnewater. De beschrijving is niet te volgen zonder het kaartje hieronder. Links ligt het Minnewater (b), onderaan de Katelijnevest, rechts de Bakkersrei en bovenaan de Arsenaalstraat (bij l). We gaan wat dieper in op deze beschrijving omdat sommige publicaties de beschrijving plaatsen aan de Brasserie du Lac waardoor ze dan ook de Faience fabriek van Pulinx verkeerd situeren.

Op de kaart is dit nr. 1 de blekerij Banckaert Anthone °1738), nr. 2 is blekerij Banckaert Antoon °1823 (ook Hollebeke) met de Hongersnoodmolen en nr3 is de blekerij Banckaert Pierre (later Bekemans Jan). De blekerij van Anthone heeft kadaster nr. C957 (zie omcirkelde a)voor het huis en aanhorigheden en C956 voor de bleekweide.

"De blekerij is gelegen tussen de waterloop waarover de stadsramen aan de noordkant staan(c), gemeten tot aan het zinken van de oever aan noordwesthoek en tot aan de muur van de paardenstal en de huizen van de ramen (d) , waarin de gebouwen van deze blekerij zijn geankerd. Aan de zuidkant tot halverwege de gracht (e) naast de blekerij (2) van Geeraert Hollebeke "
(zie pagina "de blekerij Banckaert Antoon, hongersnoodmolen, Fraeyhuis" . klik hier .

"In het oosten tegen de waterloop van de stedelijke korenmolen (= Bakkersreitje)(f) en in de zuidwesthoek verhakend tussen de blekerij van Geeraert Hollebeke, gemeten tot aan de gracht aan de oost- en zuidkant (h) en met de westkant tot tegen de kaai van het Minnewater (i). Er is een vrije uitweg (de latere Minnewaterstraat) (k) via het erf van de volderij (= volmolen) door het hek tussen de muur van de paardenstal van de volderij en de grote poort (l)aan de Arsenaalstraat straat tussen het sashuis en het gebouw van de gleiswerkbakkerij (m) Pulinx."
(zie pagina "blekerij Bekemans Jan, hotel Egmond en Pulinx"
klik hier

De bleker Banckaert Anthone (blekerij langs het Minnewater) koopt tussen 1814 en 1817 het magazijn 3bis en ook de tussen liggende percelen, ten zuiden van 3bis, langs het Minnewater ("jardin" genaamd) bij de veiling van het failliete gleiersbedrijf van Pulinx. Wanneer zijn gepachte blekerij en de bleekweide ook in zijn bezit is gekomen weten we niet maar het zal ergens voor1819, zijn sterftejaar. In de verkoopsakte van 1858 met Eugene Felix de Wulf en de nakomelingen van Anthone en van Anthone's zoon Johannes Petrus Banckaert wordt hij als eigenaar betiteld

Anthone Banckaert (°1738 +1819) trouwt met Marie Vandaele (°1736- +1814). Ze bouwen er een tamelijk grote blekerij uit met 3 hulpblekers.

Wonen bij hen in: zoon Antoon (°1777 - +1832), Pierre (°1780 -+1859). Colette zijn nicht (°1796) en Johannes Petrus (Jean) (°1774 - +1845). Johannes Petrus verlaat de blekerij in 1837.
Uit de verkoopakte van deze blekerij aan Eugene De Wulf uit 1858 leiden we af dat de blekerij eigendom is gebleven van de erfgenamen Johannes Petrus Banckaert

Pierre (°1780) , bleker, trouwt met Jeanne Warnier (°1788), Hij neemt de blekerij C11/56 aan de Arsenaalstraat in 1810 over (zie "blekerij Banckaert Pierre, Bekemans Jan, hotel Egmond, Pulinx" klik hier ).

Zoon Antoon (°1777) , bleker, trouwt met Anna Moerloose (°1780) . Ze krijgen 3 kinderen: Anne (°1820), Sophie (°1821) en Antoine (°1823). Antoon sterft in 1832. Moeder Anna en kinderen verlaten de blekerij in 1841 om naar de blekerij van de hongersnoodmolen (C11/39) te gaan (zie blekerij Banckaert Antoon, hongersnoodmolen, Fraeyhuis klik hier ).

Guillelmus (Willem) Spillebeen ( bleker ° 1788) komt in 1834 naar de blekerij C11/54. Hij is getrouwd met Vandenberghe Thérèse (°1777). Ze hebben 1 dochter: Marie (°1813) Hun nicht Christine (°1821) woont bij hen in. Na de dood van Thérèse hertrouwt Willem met Mary Van Stockeren (°1807). Er komen later nog 2 dochters bij Joanna (°1825) en Mary(°1848)
Ze verlaten de blekerij in 1857 juist voor de verkoop van de eigendom van blekerij aan Eugene De Wulf..

In 1861 komt dan de familie De Scheemaker uitbating van de blekerij verder zetten. Anna De Scheemaker (°1820) is de oudste en werkt als naaister samen met haar zus Mary (°1842).
Henri De Scheemaker(°1838) is de linnenbleker. In 1863 verhuizen ze naar het Wijngaardplein 12 ( C10/36) Deze familie die de ganse tijd tesamen en ongetrouwd bleef schijnt voor het ongeluk geboren: ze maakten de teloorgang mee van de blekerij van Saison achter het Begijnhof en van deze blekerij. (zie blekerij Saison Charles, het Koegat, klik hier).Het is ook de overgang van de lakenblekerijen naar de wasblekerijen.

Carolus Derudder (bleker °1818) komt al in 1863 de blekerij verder runnen. Hij is getrouwd met Melanie Lescrauwaet (°1813). (Merk op dat de blekerij dan al eigendom is van de Familie De Wulf). Ze hebben een dochter Leontine (°1848) en 2 zonen Aldophe(°1851) en Alphonse (°1839).
Adolphe trouwt in 1877 met Veys Mathilde en hebben 2 kinderen Albert(°1878) en Filomène (°1879).

In 1858 wil Eugeen Felix De Wulf (°1814+1867) een meelfabriek oprichten op de gronden van de blekerij langshet Minnenewater .

Eugeen is 2 maal getrouwd : de eerste maal met Camille Versavel en had er 3 kinderen mee: Charles, Victor en Alphonse. Een tweede maal met Henriette Veys waar mee hij 5 kinderen had: Leon (°1851+1932), Edmond (°1853- 1925), Frederic, Jules en Mathilde (misschien is er een verband met de familie Veys en de Veys Mathilde waarmee Adolphe Derudder is getrouwd).

Eugeen is meester bakker en woont dan in de Steenstraat nr 7: het huis "de Grote Sint-Jacob". In 1860 schrijft hij zich in als handelaar in granen en als maalder. In 1860 sticht hij de nv "Bloemmolens De Wulf" op.

Op een veiling waarbij de erfgenamen van Johannes Petrus Banckaert de blekerij willen verkopen, koopt hij de blekerij en aanhorigheden C11/54 aan het Minnewater. Hij richt de bloemmolen fabriek en magazijn op langs het Minnewater.waar het magazijn van Pulinx is.

In de veilingsakte uit 1858 staat een tamelijk gedetailleerde beschrijving van de blekerij:

Hierboven is op een kadasterkaartje Popp uit 1854 de beschrijving uitgetekend van de panden betrokken bij de veiling in 1858 zoals beschreven in de akte

1ste koop: Een linnen- en wasteblekerij bestaande uit een woonhuis, was- en spoelhuizen, een koe- en een paardenstal en een wagenkot. Het erf, hoving en grasweide belopen 76a 83ca met huisnr C11/54, uitkomende in de Arsenaalstraat. Het domein paalt ten westen aan het Minnewater, ten noorden aan de 2de koop, ten oosten aan de stadsrei, ten zuiden en ten zuidoosten aan de eigendom van Antoon Banckaert (C11/39). Er is een vrije uitweg naar de Arsenaalstraat.

2de koop: een stalboerderij bestaande uit een woonhuis met huisnr C11/54/1, stalling en gerief (bijhorigheden) ten belope van 28a70ca., met een vrije uitgang naar de Arsenaalstraat . Het domein paalt ten westen aan het Minnewater, ten zuidwesten aan de 1ste koop, ten noorden en de noordoostzijde aan de huizingen (C11/56)en blekerij (C955) van Pierre Banckaert en zusters en met vrije uitweg naar de Arsenaalstraat.

3de koop: een kloek magazijn met erf en grond 4a13ca palend ten westen aan het Minnewater, ten noorden aan de eigendom van Eugeen Lefebure en ten oosten aan de uitweg behorend bij koop 1 en 2.

Eugeen laat er geen gras over groeien en dient in 1860 meteen een bouwaanvraag in voor de bouw van een magazijn en fabriek. Hieronder de bouwaanvraag en het plan van de bestaande toestand en het nieuwe ontwerp van de voorgevel (oostelijke kant?) in 1860 voor van het magazijn en de fabriek.

De bestaande toestand van de gevel van het magazijn van de faïencefabriek in 1860

Het ontwerp in 1860 van de gevel van de fabriek en magazijn

.

In 1860 vraagt Eugeen ook een vergunning aan voor een stoommachine en natuurlijk ook de bijhorend schoorsteen die meer dan een halve eeuw het beeld van de oostoever van het Minnewater gekenmerkt heeft als het prille begin van de industrialisatie. Ook de blekerijen zijn niet ontsnapt aan de industrialisatie wanneer het bleken met zon en water vervangen wordt door stoom en chemicaliën

In 1868 laat de weduwe Henriette De Wulf- Veys een herenhuis in neoklassieke stijl bouwen. Eugeen was al in 1867 gestorven.
Hieronder een moeilijk leesbare foto van een plan van het toen nog bestaande blekershuis.

 

Hieronder een foto uit 1862, Het bestaande magazijn en de prille fabriek zitten verborgen achter de bomen, De heropbouw van de torenspits van de OLV kerk was pas af in 1858 en de torentjes zijn rond 1870 terug opgebouwd.
We zien nog een deel van de toen nog bestaande blekerij rechts onder. Bleker Derudder runde de blekerij, die hij pas in 1863 overnam, zeker nog voor enkele jaren

In 1868 worden de werkzaamheden gestart voor het woonhuis en voor de uitbreiding van de fabriek.

Er werden wel eerst plannen ingediend in neo stijl met een tamelijk protserig torentje
(zie op plan links). Die plannen worden evenwel geweigerd.

De nieuwe plannen van de voorgevel van het groot woonhuis kant fabriek (links op de foto) en van de zijgevel kant Minnewater (rechts op de foto) vertonen een eerder eenvoudige gevel.

Het huis van de familie Eugene De Wulf weet de tand des tijds te doorstaan. hier een foto uit latere tijden als het als het Minnewaterhotel wordt ingericht. Maar in 1979 zal het worden opgekocht en gesloopt door de stad om deel uit te maken van de plannen voor de aanleg van het Minnewaterpark. In eerste plaats dient de vrijgekomen grond als parking en terras en veranda voor het latere Minnewaterhotel en kasteel della Faille.

In 1877 is de weduwe van Eugeen nog actief want het is zij die dan de aanvraag doet voor de uitbreiding van de fabriek met een 2de stoommachine.

Hieronder nog een foto uit 1889 met de maalderij op basis van stoom en het herenhuis. Op de voorgrond zien we nog de bestaande blekerijgebouwen, die er nietig bijstaan tegenover giganten van de nieuwe wereld.

Leon I (1851- 1932) volgt zijn vader Eugeen op. HIj huwt in 1873 Elisa De Stoop (1846- 1920). In 1893 vindt de opvolger van Eugeen dat het succes van zijn maalderij het best onderlijnd kan worden door een kasteeltje op te richten naast het woonhuis van zijn ouders. De plannen van dit kasteeltje zijn helaas uit het stadsarchief verdwenen, gelukkig is er genoeg foto materiaal ter beschikking om de verder geschiedenis te beschrijven.

Hieronder een foto rond 1900 , waarbij we rechts de blekers - en hovenierswoningen zien van C11/39 aan de hongersnoodmolen en daarachter de rond 1900 verbouwde hongersnoodmolen. Helemaal links van het kasteeltje in de rand zien we nog net het paviljoen gebouw dat behoorde tot het herenhuis. Het blekershuis C11/54 langs het innewater van Derudder is ondertussen verdwenen bij de bouw van het kasteeltje.

In 1904 vraagt Leon I De Wulf een bouwvergunning voor een kolenopslagplaats voor zijn stoommachine. Daar hoort gelukkig een grondplannetje bij dat ons verdere inlichtingen geeft omtrent de verschillende gebouwen van het terrein langs het Minnewater. De bovenkant en de onderkant van het plannetje zijn resp. de opstand en het grondplan van het kolenmagazijn . Tussenliggend op het plan is het inplantingsplan met de fabriek links dat de ligging van de schoorsteen duidelijk door een lus aangeeft. De projectie van de fabriek volgt nog altijd die van het oorspronkelijk magazijn Pulunx.

De kolenhangar is gemerkt met een kruisje, het bevindt zich juist tegenover machinekamer met de schoorsteen. Naar rechts bevinden zich de huizen "maison E(ugeen wed.) De Wulf" en maison "Leon De Wulf"
We zien ook dat het blekershuis C11/54 niet meer getekend is en gesloopt is.

Hieronder het geheel van de gebouwen van de familie De Wulf in al hun glorie rond 1900 langs de oostoever van het Minnewater

Ondertussen wordt er door de stad een wijk in Kristus- Koning ingericht om industie naar de rand van de stad te verschuiven. De wijk wordt het Stübbenkwartier genoemd. De stad weet Leon II (1884-1919) ervan te overtuigen om zijn fabriek rond 1912 te verplaatsen naar de Nicolaas Gombertstraat aan de kolenkaai in dat kwartier. Leon II huwt in 1918 met Marie-Louise Van Der Mersch (1894-1958), Maar Leon II sterft in 1919 op jonge leeftijd. We veronderstellen dat zijn vrouw of Leon I De Wulf het beleid van de fabriek weer overneemt daar de zoon Leon III (1919-1993) geboren wordt in het sterftejaar van zijn vader dus niet in aanmerking komt. Zijn grootvader Leon I sterft in 1932.

Niet lang daarna in 1936 wordt het kasteeltje(C957) en bleekweide (C956)verkocht aan de familie della Faille d'Huysse. Françoise della Faille (°1899 Assebroek) en zus Marie-Thérèse gingen er wonen. Er wordt een verdelingsakte opgesteld in 1950 waarbij Marie Thérèse de blote eigendom bekomt en Françoise het vruchtgebuik. .

Het kasteeltje en erf worden in 1980 door de stad aangekocht om het te integreren in de plannen om het Minnewaterpark aan te leggen. (zie verder). Het neoklassieke gebouw van de familie Eugeen De Wulf dat ondertussen omgevormd is tot het Minnewaterhotel en het paviljoen zijn al in 1979 opgekocht door de stad en meteen gesloopt om het Minnewaterpark te vergroten en om het zeer feeërieke uitzicht op de oostelijke Minnewater oever te vrijwaren van speculatie. De stad geeft de exploitatie van het kasteeltje in 1993 voor 99 jaar in pacht aan de nv Verba. De nv Verba verhuurt het kasteeltje aan de nv Westinform, die echter failliet ging. Een jarenlange juridisch dispuut en verwaarlozing van de site volgt.

Nu het kasteeltje als enige reliek overblijft doet niets meer denken aan de blekerij van Anthone Blanckaert of aan de industriële opgang van de familie De Wulf, het kasteeltje draagt zefs de naam van zijn stichters niet meer. Rechts van het kasteeltje zien we de gevels van het hotel Egmond ( een restant van een pand op het terrein en toen eigendom van Fraeys de Veubeke) zie "de blekerij Bekemans Jan , hotel Egmond, Pullinx" klik hier